Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Evangelist

betekenis & definitie

heet in het Nieuwe Testament Filippus (Hand. 21 : 8), één der zeven, die in Jeruzalem verkozen werden voor den dienst der armen (Hand. 6 : 3 v.v.), waarschijnlijk om hem te onderscheiden van den apostel Filippus (Hand. 1 : 13), en om hem aan te duiden als een man, toegerust met een bijzonder charisma. Paulus noemt nl. in Ef. 4 : 11 onder degenen, die Christus zelf gegeven heeft tot het werk der bediening, naast „apostelen en profeten” ook „evangelisten”.

Hun roeping en gave moet dus geweest zijn, nevens de apostelen het Evangelie te verkondigen, gelijk Paulus Timotheus vermaant (2 Tim. 4:5): „doe het werk van een evangelist”.