Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Eerstelingen

betekenis & definitie

Evenals de eerstgeborenen van mensch en vee gerekend werden den Heere toe te behooren, wijl Hem geheiligd, zoo bracht de mensch reeds vóór de wetgeving, in het besef dat alle de voortbrengselen der aarde des Heeren zijn, aan God een deel daarvan en wel het beste deel, derhalve de eerstelingen, die beschouwd werden als de beste voortbrengselen. Dit overoud gebruik werd later bij de wet geregeld, zoodat Israël van de vrucht des velds den Heere een dankoffer moest brengen in onbewerkten of bewerkten vorm, derhalve niet alleen koren en ooft, maar ook most, olie, meel, gort, deeg, zelfs van de wol der schapen.

De Israëliet moest dit naar het heiligdom brengen en het den priester geven, opdat die het voor het altaar des Heeren plaatste, terwijl de offeraar in dankgebed den Heere dankte voor Zijne weldaden (Ex. 23 : 19; Deuter. 18 : 4; 26:2—11). Bovendien moest Israël in zijn geheel op het Paaschfeest een garf der eerstelingen en op het Pinksterfeest twee brooden der eerstelingen aan den Heere brengen, die als een beweegoffer voor den Heere werden bewogen.

Van alle deze eerstelingen werd niets op het altaar verbrand, daar de Heere ze bestemd had voor zijne dienaren, de Levieten, met de nadere bepaling dat alleen die rein waren daarvan mochten eten (Num. 18 : 12v.v.). Aan den vrijen wil van den gever werd overgelaten hoeveel hij wilde offeren van de eerstelingen; hij moest echter van het beste geven (Num. 18:12).

Ook worden de producten waarvan de eerstelingen moesten worden gebracht niet alle met name genoemd, doch het ligt in den geest der wet dat de eerstelingen van alles wat de grond opbrengt worden bedoeld, wat ook weer volgt uit de verordening, dat de Israëliet de vrucht in het vierde jaar, van eiken boom dien hij had geplant en die eerst dan mocht worden gegeten, den Heere ten lofzegging moest offeren. De vrucht der drie eerste jaren mocht niet gegeten noch geofferd worden; zij moest worden beschouwd als onbesneden vrucht.

Later werd door de Joden nauwkeurig bepaald hoeveel zij van deze eerstelingen moesten offeren. Deut. 8 :8 noemt zeven voortbrengselen van het land; als laatste voortbrengsel noemt hij honig, waarvan o. a. de eerstelingen naar 2 Kron. 31 : 5 door de kinderen Israëls tot Hizkia werden gebracht.

De Joden die ver af woonden mochten de vruchten gedroogd brengen en de in den vreemde wonende Joden schijnen de waarde der eerstelingen ook van de vruchten van vreemden bodem naar Jeruzalem gezonden te hebben, hoewel oorspronkelijk alleen de eerstelingen van het heilige land bedoeld schijnen te zijn geweest. In Jac. 1:18 is sprake van de wedergeborenen als van eerstelingen der schepselen Gods, en in Openb. 14 : 4 worden de honderd vier en veertig duizend genoemd: eerstelingen, die Gode en het Lam gekocht zijn.

Rom. 8 : 23 spreekt van de eerstelingen des Geestes in den zin van de eerste vruchten van de werking des Heiligen Geestes in den apostel.