Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Eersteling

betekenis & definitie

I. Van Christus wordt gezegd (1 Cor. 15 : 20, 23), dat Hij de eersteling geworden is dergenen, die ontslapen zijn.

Dit beteekent niet, dat Hij de eerste zou zijn dergenen, die uit de dooden werden opgewekt (vgl. 1 Kon. 17 : 21 ; 2 Kon. 4:35; Matth. 9:23; Luc.7: 15; Joh. 11 : 44). Gelijk bij Israël door de aan God gebrachte eerstelingen van de vrucht des velds heel de oogst Gode geheiligd werd, zoo profeteert de opstanding van Christus den vollen oogst der verrezenen.

Christus stond op, niet als eenling, maar als het Hoofd des lichaams, d.i. der gemeente, en wat met het Hoofd is geschied, zal eerlang ook met de leden geschieden. In den verrezen Menschenzoon heeft de hemel niet den oogst ontvangen, maar den eersteling, en die eersteling is profetie en waarborg, dat straks de volle oogst in de hemelschuren zal worden geborgen.II. In Rom. 8 : 23 zegt Paulus, dat geloovigen de eerstelingen des Geestes hebben, d.i. de gaven en genadewerkingen van den Heiligen Geest, krachtens welke zij het toekomende leven deelachtig zijn geworden, nl. in beginsel, nog niet in volkomenheid. De volle oogst, de volheid des Geestes, ontvangen zij bij de verlossing van hun lichaam, wanneer dit, aan de macht der verderfelijkheid onttrokken, geestelijk zal geworden zijn, en deelgenoot van de heerlijkheid des Geestes. Deze verlossing des lichaams wordt door den apostel genoemd: de (openlijke) aanneming tot zonen. Rechtens zijn de geloovigen reeds nu tot den rang van zonen verheven, en omdat zij de eerstelingen des Geestes hebben, zijn zij, naar den inwendigen mensch, ook in ’t bezit van de hieraan verbonden voorrechten. Maar naar den uitwendigen mensch zijn ze nog den dood onderworpen.

Op de eerstelingen volgt echter de oogst. Wat in het verborgen geschied en begonnen is, zal zich straks bij hun opwekking herhalen en voleindigen.