Wanneer we spreken over drankbestrijding wordt onder drank verstaan alcoholische en alcoholhoudende dranken.
Het alcoholgebruik was reeds in de oudheid bekend. Toch kan men alleen de laatste eeuw van alcoholisme spreken. Vroeger gebruikte men niets dan gegiste dranken (wijn en bier), dikwijls vooraf met water aangelengd; thans is echter de gedistilleerde drank de meest gebruikte. Ook kwam het drinken van wijn en bier meer bij enkele personen (de aanzienlijken) voor, terwijl de vorige eeuw het alcoholgebruik algemeen werd. Zoo werd het alcoholisme een kwaal van den modernen tijd, „meer slachtoffers makend dan oorlog, pest en hongersnood te zamen”. (Gladstone).
Dit alcoholisme deed de behoefte aan drankbestrijding ontstaan. Deze zal het meeste succes hebben, wanneer Kerk, Staat en Maatschappij samenwerken.
De taak van de kerk ligt in hoofdzaak in het vermanen van hen, die misbruik van drank maken en het zoeken van de afgedwaalden in den weg der evangelisatie. De staat kan op allerlei manieren het drankmisbruik tegengaan. Men kan echter geen succes verwachten van verbodswetten, wanneer het volk er niet rijp voor is en zoolang de volksconscientie niet reageert op de drankzonde. Daar ligt de arbeid van de maatschappij, de drankbestrijdersorganisaties.
De staat kan het drankmisbruik bestrijden door onmatigheid en dronkenschap streng te straffen. Ook het Nederlandsche Strafwetboek bevat dergelijke bepalingen. In de tweede plaats kan de alcohol duurder gemaakt worden door het heffen van accijns. In het algemeen zal accijnsverhooging het gebruik per hoofd doen dalen, maar de invloed is niet heel groot. De accijnsheffing is gewoonlijk meer een middel om ’s lands inkomsten te verhoogen. En dan heeft het zijn bezwaren, wanneer de financiën van den staat in sterke mate afhankelijk zijn van het drankgebruik.
Verder kan de staat den drankverkoop en de drankproductie regelen. Er is geen enkele beschaafde natie meer, waar de regeering zich buiten deze zaak houdt en de laissez-fairepolitiek doet gelden.
Men onderscheidt drie verschillende stelsels tot beperking van het aantal verkoopplaatsen: het Staatsmonopolie, het Vergunningssysteem en het Gotenburger stelsel.
Het staatsmonopolie bestond vroeger in Rusland. Tijdens den laatsten oorlog werd het door een algemeen drankverkoopverbod vervangen.
Het vergunningssysteem eischt het bezit van een „vergunning” tot verkoop van gedistilleerd. In sommige landen, zooals Duitschland en België, is deze vergunning voor ieder tegen betaling van een bepaalde som te verkrijgen. De Nederlandsche wet geeft een regeling, waardoor het aantal vergunningen stelselmatig verkleind wordt. Ook is het mogelijk nieuwe stadswijken vrij van drankhuizen te houden.
Het Gotenburger stelsel heet naar de stad Gotenburg, waar het in 1865 werd ingevoerd. Bij dit systeem wordt alle drankhandel in handen gegeven van een tapperij maatschappij (in Zweden „bolag”, in Noorwegen „samlag” geheeten), die het bedrijf uitoefent „in het belang der zedelijkheid”. De kastelein met vast salaris heeft geen persoonlijk voordeel bij den verkoop, het grootste deel der winst wordt voor liefdadige en nuttige doeleinden gebruikt. Al heeft ook dit stelsel zijn bezwaren, toch is het aan de nuchterheidsbeweging in Scandinavië zeer ten goede gekomen.
Het verbodsstelsel beoogt het verbieden van allen drankverkoop. In de Vereenigde Staten van Noord-Amerika werd zulk een verbod uitgevaardigd. In ons land wordt door velen geijverd voor het stelsel van plaatselijke keuze. Daarbij kunnen de meerderjarige bewoners van iedere gemeente bij stemming beslissen, of er al dan niet drankverkoop zal worden toegelaten. Een initiatief-wetsvoorstel-Rutgers tot het invoeren van dit stelsel werd door de Eerste Kamer tot twee malen toe verworpen.
Over de geheele beschaafde wereld wordt door de georganiseerde drankbestrijders een krachtige strijd gevoerd tegen het alcoholmisbruik. De meesten aanvaarden de persoonlijke geheelonthouding als strijdmiddel. Zij getuigen tegen de drankzonde en trachten drankzuchtigen te genezen en terecht te brengen.
De belangrijkste Christelijke drankbestrijdersorganisaties zijn de Nationaal Christelijke Geheelonthoudersvereeniging (opgericht in 1880, ongeveer 11000 leden) en de Gereformeerde Vereeniging voor Drankbestrijding (opgericht in 1900, ruim 4000 leden). Met enkele kleinere vereenigingen vormen zij den bond Enkrateia.