Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Dor

betekenis & definitie

I. Stadsnaam.

Reeds in den tijd der oude Kanaanieten was Dor een belangrijke havenstad aan de Middellandsche Zee, 9 mijlen ten Noorden van Cesarea, een vorstelijke residentie. Bij de verdeeling des lands kwam Dor aan den stam van Manasse, maar werd, om welke reden weten wij niet, eerst later tot het gebied van Manasse daadwerkelijk gevoegd (Joz. 17 : 11; Richt. 1:27; 1 Kron. 7 : 29).

Tijdens de regeering van Salomo was het een belangrijke stad waar een rentmeester zetelde (1 Kon. 4 : 11). Later vinden we van Dor melding gemaakt in het lste boek der Maccab. 15 : 11—14, 25, 37 als van een zoo sterke vesting dat de Syrische koning Antiochus Soter haar met 120.000 voetknechten en vele ruiters belegeren moet om zijn mededinger Tryphon die binnen Dor gevlucht was, in handen te krijgen.Nadat het bij Syrië gevoegd is wordt het door den Romeinschen veldheer Gabinius hersteld, opnieuw versterkt en van een haven voorzien (Josephus, Oudh. XIV). In de 5de eeuw is het een ruïne, later schijnt het herbouwd te zijn, thans bestaat het voort als een simpel Mohamedanen-dorp. Nog tijdens de kruistochten zetelde er een bisschop.

Het tegenwoordige vlek moet een zeldzaam schouwspel bieden. Een reiziger beschrijft dit aldus: „witte duinen en grauwe rotsen strekken zich diep in de zee uit, die schuimend hare woeste golven aanspoelt en alles dreigt te verslinden. Midden boven deze kampplaats der elementen verheffen zich, als nesten van zeearenden boven uitstekende klippen, de huiveringwekkende ruïnen van 40 eeuwen, en boven alles uitstekend, een oud kasteel der Franken. Rondom in het duinzand staan schoone palmgroepen”.

II. Als bijvoeglijk naamwoord komt het in de Heilige Schrift zeer veel voor, wat niet te verwonderen is daar in Palestina het water betrekkelijk zeldzaam is en bovendien de heete zon blakert en schroeit. Vandaar gebrek aan vochtigheid en als gevolg daarvan achtergebleven ontwikkeling, verschrompeling, belemmerde groei.

Het wordt gebruikt van het land wanneer de regen uitblijft (Jer. 2 : 9; Job 12 : 15), van woestijnen en steppen, dorre plaatsen (Deut. 32 : 10; Jes. 41 : 23; Matth. 12:43), van allerlei gewassen, boomen en planten (Jes. 27 : 21; Ezech. 20 : 47; Luc. 23 : 31; Nah. 1 : 10), ook van den wind die het vocht opdroogt en het groen verschrompelt (Jer. 4 : 11; Jon. 4:8); zelfs wordt het van menschen en dieren gebruikt, (Joh. 5:3; Marc. 9 : 18; Luc. 6 : 8) in den zin van verwelken, verlammen.

Geestelijke beteekenis heeft het in al die teksten, waarin óf onze natuurlijke onmacht in het goede wordt aangewezen (Ezech. 20:49) óf geteekend wordt een tijdelijke verachtering in de genade ten gevolge van het bedroeven van Gods Geest en het afdwalen van de wegen des Heeren, (Ps. 32 : 4; Job 13 : 25; Jes. 38:12). De genade des Heeren wordt dan openbaar als Hij den Heiligen Geest als een levenbrengenden stroom over de dorre akkers der ziel laat gaan, en nieuwen bloei in het leven des geloofs geeft.

In Luc. 23 : 31 wordt met het dorre hout bedoeld de doode, levenlooze massa der inwoners van Jeruzalem, de Christusverwerpende Joden en de ongeloovigen in het algemeen.