Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Contra-remonstranten

betekenis & definitie

zijn de antipoden, de tegenvoeters van de Remonstranten. In ons vaderland dongen in de 16de en 17de eeuw twee levensbeschouwingen om den voorrang.

De Gereformeerde kerk in Nederland vertoonde wel èn in haar belijdenis èn in haar kerkenorde èn in haar liturgie een beslist Calvinistisch karakter, maar men had hier ook de geesteskinderen van Erasmus, Coornhert, e.a. Dezen zagen den band aan belijdenis en catechismus het liefst opgeheven, waren tegenstanders van het leerstuk der voorbeschikking, zochten steun bij de Overheid en hadden tegen haar inmenging in dingen, die van zuiver kerkelijken aard waren, geen bezwaar.

Door den persoonlijken strijd tusschen Arminius en Gomarus kwam er echter langzamerhand teekening in den strijd der geesten. De studenten aan de Hoogeschool te Leiden trokken of voor dezen of voor genen professor partij en allerlei twistgeschrijf ontstond.

Gomarus beschuldigde in 1608 zijn collega Arminius van Pelagianisme en zelfs Jezuïtisme, terwijl Arminius zich keerde tegen het „hooghe gevoelen” van den bovenvaldrijver Gomarus. Arminius overleed in 1609 midden in den strijd, maar met Arminius’ sterven bloedde waarlijk het geschil niet dood.

Een breede kring van leerlingen en vereerders van dezen propageerden zijn gevoelens (voorzichtigPelagiaansch getint) in de kerken. Al hooger laaide de twist op, zoodat het kwam tot twee partijen.

Hiervan droegen de Arminianen de schuld. Zij weken af van de wettig aangenomen en beleden leer der kerk en zij vormden het eerst een eigen factie onder leiding van den nu sterk op den voorgrond tredenden hofprediker Wtenbogaert.

In 1610 hadden de Arminianen in Gouda een geheime samenkomst, waar een „Remonstrantie” (vertoog) werd opgesteld.

Dit vertoog werd bij de Staten van Holland ingediend.

Vandaar sedert de naam: Remonstranten. Vooral de vijf artikelen over de leer trokken in deze remonstrantie de aandacht.

Ze gaven een eenzijdighatelijke voorstelling van de Calvinistische leer van verkiezing en verwerping. Op kunstige wijze werd verbloemd, wat weldra bleek hun gevoelen te zijn omtrent de vijf punten:1. verkiezing uit een voorgezien geloof;
2. algemeenheid van de voldoening van Christus;
3. vrije wil, of kracht van den verdorven wil ten goede;
4. ongenoegzaamheid der goddelijke genade ter bekeering van den zondaar;
5. mogelijkheid van den afval der heiligen.

De Gomaristen of liever de Gereformeerden lieten nu ook hun stem hooren. In 1611 volgde de Contra-remonstrantie, het tegenvertoog van de zijde der Calvinisten. Vandaar sedert hun naam: Contra-remonstranten. De Contra-remonstrantie, vrij zeker het werk van den Leidschen predikant Festus Hommius, was een saamvatting van de gevoelens der Gereformeerden in zeven punten. Zij erkennen, dat de belijdenisschriften in gezag en waardigheid niet vergeleken mogen worden met de Heilige Schrift, maar ten zeerste verzetten zij zich er tegen, dat alle predikanten ontslagen zullen worden van de verbintenis, waarmee ze zich vrijwillig aan de formulieren van eenigheid hebben verbonden. Zij weigeren te dulden, dat er een deur geopend wordt voor het invoeren van allerlei nieuwigheden.

Trouwens een wettige Synode heeft over bezwaren (gravamina) tegen de eenmaal aangenomen leer te oordeelen, niet de Staten van Holland. Vervolgens erkennen zij de volstrekte afhankelijkheid van den gevallen mensch van de vrijmachtige en alles goeds bewerkende genade Gods, terwijl de leer der voorbeschikking in uiterst gematigden gedachtengang wordt voorgesteld (in de taal der Heilige Schrift en die der benedenvaldrijvers). Eindelijk verklaren zij zich tegen het dulden van een onschriftuurlijke leer.

De strijd tusschen Remonstranten en Contra-remonstranten, gedurende de jaren 1610 en 1618 heftig gevoerd, werd ten slotte op een wettige Synode van Gereformeerde kerken in het voordeel der laatsten beslist.