Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Beeldhouwkunst

betekenis & definitie

Bij de Israëlieten kan van beeldhouwkunst eigenlijk niet gesproken worden. Wat we daarvan aantreffen bepaalt zich tot de twee cherubijnen van olieachtig hout met goud overtrokken, die de ark des verbonds overdekten in het heilige der heiligen van den tempel van Salomo; de gebeeldhouwde palmen, cherubijnen en bloemen, waarmede de wanden van het heilige en het heilige der heiligen, en de deuren, die tot dit laatste toegang verleenden, waren bedekt, en de twaalf runderen, die de koperen zee torsten, alsmede de cherubs, leeuwen, runderen en palmen, waarmede de tien voetstukken van de waschvaten versierd waren.

Ook vinden we gewag gemaakt van den troon van Salomo met zijn gebeeldhouwde leeuwen, vervaardigd van ivoor en eveneens met goud overtrokken. Dit alles was echter Fenicisch werk.

Overigens is ons van beeldhouwkunst bij de Israëlieten niets bekend. Wel hebben zij in tijden van afval afgodsbeelden tot hun beschikking gehad, maar in hoe verre die kunstwaarde bezeten hebben kan niet worden uitgemaakt; evenmin kan worden vastgesteld wie er de werkmeesters van waren.Juist de omstandigheid, dat de beeldhouwkunst bij de heidensche volken zoo nauw verbonden was met den afgodendienst maakte de eerste Christenen afkeerig van beelden. Vrijstaande beelden, althans voor kerkelijk gebruik bestemd, kwamen bij hen zeer zelden voor; van heiligenbeelden uit de eerste eeuwen van het Christendom zijn maar weinige voorbeelden bekend. Het voornaamste is het groote zittende bronzen beeld van Petrus in het middenschip van de St. Pieterskerk te Rome, vermoedelijk een werk uit de Ve eeuw. Overigens droegen de beeldhouwwerken in dien eersten tijd meest een symbolisch karakter, waarvan ze zich echter van lieverlede losmaakten, om een vrijere opvatting te huldigen. Vooral nam het gebruik van beelden in de kerken toe, sinds Paus Gregorius de Groote (590—604) ze als „boeken der leeken” in bescherming nam, en na den beeldenstrijd, die in 842 ten gunste van de beeldenvereerders uitviel, kwamen ze algemeen in zwang. Hier dus het tegenovergestelde van wat bij de Arabieren plaats had: daar was het afbeelden van levende wezens verboden; beeldhouwkunst trof men dus niet bij hen aan.

Het voornaamste beeldhouwwerk uit den oud-Christelijken tijd vinden we aan de sarcofagen; de zijvlakken zijn met reliefs versierd, welker voorstellingen eerst een symbolisch karakter droegen, daarna tafereelen uit het Oude en Nieuwe Testament bevatten. Ook kleinere werken in ivoor zijn uit dien tijd in grooten getale tot ons gekomen, maar het beeldhouwwerk uit deze periode is nog veelszins onbeholpen en naïef.

Ook in den Romaanschen tijd, waarin de antieke opvatting in vorm en gewaad de heerschende bleef, was aanvankelijk de beeldhouwkunst nog primitief in haar optreden, maar naarmate de kunstenaars zich meer op de bestudeering van de vormen der natuur toelegden, en die in hun beeldwerk weergaven, nam de sculptuur een steeds hoogere vlucht. Een ruim veld opende zich voor de kerkelijke beeldhouwkunst door de vele kerken, die thans allerwegen werden gesticht. Inwendig waren het kapiteelen, lijsten, kraagsteenen en kerkmeubelen, die om beeldhouwwerk vroegen ; uitwendig waren het vooral de kerkportalen, die met een rijkdom van beeldwerk 'werden voorzien, en in wier hoogvelden symbolische en Bijbelsche voorstellingen werden aangebracht.

Nog veel grootere uitbreiding vond de beeldhouwkunst in het Gothische tijdperk. Met de volmaking van de bouwkunst hield de beeldhouwkunst gelijken tred. Alle architectonische deelen, portalen, schraagpijlers, frontalen, baldakijnen, alsook altaren, koorbanken, kansels, werden in verbijsterenden overvloed van beeldhouwwerk voorzien, zoodat hier voor den beeldhouwer een veld geopend werd als nooit te voren. De rijkste schoonheid ontplooide zich, het kunstvermogen bereikte zijn toppunt, zoodat de sculptuur uit dezen tijd de edelste antieke werken evenaarde. Ook werden in deze en latere eeuwen de kerken rijkelijk gestoffeerd met grafmonumenten, gewijd aan beroemde personen, waarvan vele schitterende voorbeelden zijn aan te wijzen.