Dat is de Babylonische naam, welke Azarja, een van de drie vrienden van Daniël, in Babel ontving (Dan. 1 : 7; 2 : 49; 3:12—14 enz.). Uit een oogpunt van het Keilschrift zou hij slechts Abad-nagû kunnen luiden.
Dat beteekent „dienstknecht van de (heilige) eilanden” of „van het heilige district”; maar als persoonsnaam is hij nog niet bij de Keilinschriften gevonden. Men heeft daarom aan een schrijffout gedacht.
Abed-nebo d.i. „dienstknecht van Nebo”, zou hij dan moeten luiden.