Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Aardbevingen

betekenis & definitie

De aardbodem is nooit volkomen in rust. Bevingen of trillingen van de aardkorst kunnen op verschillende wijzen ontstaan, b.v. door ontploffingen, kanonschoten, neervallen van zware stoomhamers, voortrollende spoortreinen, sneeuwlawinen, bergpuinstroomen, instorten van rotswanden, orkanen, donderslagen.

Zulke aardschuddingen, die hun ontstaan aan of boven de oppervlakte der aarde hebben, worden echter niet tot de eigenlijke aardbevingen gerekend; van eene aardbeving in den gewonen zin spreekt men alleen dan, wanneer de oorzaak der trillende bewegingen in het inwendige der aarde gelegen is.De plaats in de aarde, waar de oorzaak der aardbeving zetelt, heet aardbevingshaard of hypocentrum. Van uit den oorsprong of het hypocentrum plant zich de beweging in alle richtingen door het inwendige der aarde voort. De snelheid, waarmee dit geschiedt, hangt samen met den aard der gesteenten en bedraagt gemiddeld ongeveer 3800 meter per sekonde. Het punt aan de oppervlakte, dat loodrecht boven en dus het dichtst bij den aardbevingshaard ligt, draagt den naam van epicentrum; hier is de aardbeving het hevigst en bestaat grootendeels uit verticale, naar boven gerichte stooten. Naar mate men zich van het epicentrum verwijdert, worden de loodrechte schokken minder krachtig, zoodat men eindelijk nog slechts een golvende beweging in horizontale richting bespeurt. Dikwijls neemt men voor, tijdens of na een aardbeving onderaardsche geluiden waar; ook gaat zij wel eens vergezeld van licht- en vuurverschijnsels.

Soms bestaat een aardbeving slechts uit een enkelen schok van korten duur; dikwijls echter telt men vele schokken, waaronder een de ergste is en den naam van hoofdschok draagt. De schokken na den hoofdschok zijn vaak zeer talrijk en duren menigmaal dagen en Weken, soms zelfs maanden en jaren voort (aardbeving van Phokis, 1870—1873); ze richten echter gewoonlijk geen groote schade aan. De aardbevingstrillingen breiden zich dikwijls goed merkbaar over geheele landen en werelddeelen uit; door middel van zeer gevoelige werktuigen, seismometers of aardbevingsmeters geheeten, heeft men kunnen aantoonen dat menige aardbeving de geheele oppervlakte der aarde in trillende beweging brengt. Seismometers zijn slingers, die hunne door een aardbeving verkregen bewegingen op automatisch afrollende papierstrooken afteekenen; uit deze teekeningen kan men den tijd, de hevigheid en ook bij benadering de plaats der aardbeving afleiden.

Aardschokken van den bodem der zee noemt men zeebevingen. Hebben zij ver van de kusten plaats, dan merkt men er gewoonlijk niet veel van; in het epicentrum schijnt het water te borrelen en te koken en ontvangt een schip schokken. Maar geheel anders wordt de zaak, wanneer het epicentrum niet ver van de kust ligt; dan ontstaan er dikwijls reusachtige vloedgolven, die zich hoog en ver over het land uitgieten en geheele kuststreken vernielen. Dit was b.v. het geval met de op den 27 sten Aug. 1883 door de uitbarsting van den vulkaan Krakatau in straat Soenda veroorzaakte zeebeving, waardoor Merak, Anjer, Tjaringin en andere plaatsen aan de Westkust van Java door het van 12 tot 25 meter hoog opgestuwde zeewater letterlijk werden weggevaagd, kustlijn en bodem der zee geheel gewijzigd werden en meer dan 30.000 menschen omkwamen. Ook bij de zeebeving van Kamaisji aan de Oostkust van Hondo of Nipon in 1896 verbreidde zich een 15 meter hooge vloedgolf over het land en verzwolg 27000 menschen.

Men onderscheidt vulkanische aardbevingen, instortingsaardbevingen en dislokatieaardbevingen of tektonische aardbevingen.

Uitbarstingen van vulkanen worden gemeenlijk voorafgegaan of vergezeld van aardbevingen. De in den krater op en neer golvende gesmolten stoffen doen den geheelen vulkaan en zijne omgeving trillen. Heeft echter de uitbarsting plaats gehad, dan houdt ook de aardbeving weldra op. Vulkanische aardbevingen treffen slechts een beperkt gebied rondom den vuurberg. Bij de uitbarsting van den Etna in 1910 werd de daardoor veroorzaakte aardbeving in het 10 kilometer verwijderde Nicolosi slechts zwak gevoeld en in het op 25 kilometer afstand gelegen Catania in het geheel niet. Bij de geweldige uitbarsting van den Mont Pelée op het eiland Martinique (8 Mei 1902), waarbij de stad Saint-Pierre totaal vernietigd werd, heeft men zelfs in ’t geheel geen aardbeving bespeurd.

In kalkgebergten en waar steenzout in den bodem voorkomt, ontstaan door de oplossende werking van water holen en worden reeds aanwezige holten vergroot. Het is wel duidelijk dat instortingen dezer onderaardsche ruimten aardbevingen ten gevolge moeten hebben, waarbij dikwijls de bovenste aardkorst splijt en omlaag zakt, zoodat menigmaal menschen en huizen in de diepte verdwijnen. In sommige gevallen meent men dit instorten te moeten toeschrijven aan ontploffingen van gasmengsels, die zich in de onderaardsche holten hebben verzameld en ten gevolge van elektrische aardstroomen in brand geraken. De instortingsaardbevingen zijn niet talrijk en, even als de vulkanische aardbevingen, zeer plaatselijk. Het eiland Ischia werd dikwijls o.a. in 1828, 1881, 1883 door aardbevingen, waarschijnlijk instortingsaardbevingen, geteisterd, zonder dat men er in de omgeving, b.v. in Napels iets van bemerkte.

Veel talrijker en van veel grooter uitgebreidheid dan de beide vorige soorten zijn de dislokatieaardbevingen, die men toeschrijft aan plooiïng, verschuiving, verglijding, in ’t algemeen aan evenwichtsverstoringen van diep liggende deelen in ’t inwendige der aarde. Wijl men ze in verband brengt met de tektoniek, de wijze van opbouw, den aard der samenstelling van de inwendige deelen der aarde, dragen zij ook den naam van tektonische aardbevingen. De haard van deze aardbevingen ligt gewoonlijk zeer diep b.v. van 10 tot 100 kilometer onder den grond; zij strekken zich meestal over een groote oppervlakte uit en richten dikwijls ontzettende verwoestingen aan, vooral wanneer het epicentrum nabij eene kust ligt. Zoo werd door aardbevingen de stad Kingston op Jamaica in 1692 geheel en in 1907 gedeeltelijk door de zee verzwolgen; een standbeeld van koningin Victoria werd er in het laatstgenoemde jaar 45° omgedraaid. In 1819 werd bij een aardbeving eene landstreek in de Indus-delta ter grootte van ongeveer een zesde van ons land in een zeeboezem veranderd. Bij de aardbeving van Lissabon, 1 Nov. 1755, werd de hoofdstad van Portugal in 5 minuten tijds bijna geheel vernield en kwamen 60000 menschen om.

Hoe ver de werking van deze aardbeving zich uitstrekte, moge hieruit blijken, dat het water der Oostzee in buitengewone beweging kwam, dat de bronnen te Teplitz in Boheme tijdelijk opdroogden en dat zelfs een meertje in Tirol plotseling zijn oevers overstroomde. Bij de Kalabrische aardbeving van 1783, waarbij 30000 menschen omkwamen, golfde de bodem zoo hevig, dat hooge boomen met hunne kruinen den grond bereikten. Tevens ontstonden er in den bodem groote spleten, die zich later wederom sloten, doch niet dan nadat een aantal menschen, dieren en zelfs geheele huizen spoorloos daarin waren verdwenen. Een dezer spleten ging dwars door een toren van het stadje Terranuova. Nu werd de eenespleetrand en dus ook de halve toren opgeheven, en bij het sluiten der spleet werden de beide helften van den toren weer vast tegen elkaar gedrukt, zoodat ten slotte de eene helft hooger stond dan de andere. Zulke spleten bereiken soms eene lengte van 20, 50, ja zelfs van 100 kilometer, zooals bij de Japansche aardbeving van 28 Oct. 1891 en bij die van 12 Juni 1897 in Assam, welke laatste aardbeving zich duidelijk merkbaar over eene oppervlakte van 377000 vierkante kilometer uitstrekte.

Bij de genoemde Japansche aardbeving kwamen ook zijdelingsche verschuivingen der aardkorst voor. Tot de belangrijkste aardbevingen der 20ste eeuw behooren de Californische aardbeving van 18 April 1906, waardoor de stad San Francisco zwaar geteisterd werd, de Zuid-Amerikaansche van 16 Aug. 1906 die Valparaiso verwoestte, de Zuid-Italiaansche van 28 Dec. 1908, waarbij Messina, Reggio en andere plaatsen door aard- en zeegolvingen geheel verwoest werden en 100000 menschen omkwamen, de Middel-Europeesche aardbeving van 16 Nov. 1911, waarvan het epicentrum in de buurt van Sigmaringen lag, de aardbeving in Japan van 31 Aug. 1923, waarbij meer dan 150000 menschen omkwamen en o.a. de steden Tokio en Jokohama geheel verwoest werden.

Tot de het meest door aardbevingen bezochte deelen der aardoppervlakte behooren de landgordel die zich uitstrekt van Spanje over Italië, Griekenland, Klein-Azië, Syrië, Perzië, Tibet, Birma, Sumatra, Java, Kleine Soenda-eilanden, Molukken en verder oostelijk tot aan de Samoaeilanden; verder al de kustlanden van Azië en Amerika rondom den Grooten oceaan, alsmede Middel-Amerika en de Antillen. Bijna geheel vrij van aardbevingen zijn Canada, Brazilië, Guyana, Afrika, Arabië, Voor-Indië, Nieuw-Holland, Siberië, de Sarmatische en de Germaansche laagvlakte. In ons land behooren aardbevingen tot de zeer zeldzame natuurverschijnsels en richten ook gewoonlijk geen schade aan. Geheel anders echter was en is het in Palestina; hier bestaat de bodem grootendeels uit kalkvormingen, waarin zich talrijke holen en grotten bevinden. Bovendien is een groot gedeelte van het Joodsche land zeer vulkanisch: zoo b.v. het 1800 meter hooge Haurangebergte (Zalmon?) in Basan, ten N. waarvan zich een groot lavaveld uitstrekt; zoo het landschap Dsjolan of Gaulonitis ten O. van de meren Kinneroth (Gennesareth) en Hule (Merom ?) met een dubbele vulkanenrij; zoo een deel van Galilea bij Tiberias en Nazareth; zoo de beide breukranden ten O. en ten W. van de diepe Jordaankloof. Van aardbevingen is dan ook in den Bijbel dikwijls sprake.

Meestal worden zij daar vermeld als werkingen van Gods majesteit, macht en toorn (Job 9 : 5 en 6; 26: 11 ; Ps. 104 : 32; Jes. 5:25; 13 : 13; 24:18 tot 20; Jer. 10 : 10; Nah. 1 : 5). In Matth. 24 :7, Openb.6 : 12, 8 : 5, 11 : 13 en 19, 16: 18 worden de aardbevingen voorgesteld als gerichten Gods in de laatste dagen. Reeds op hun tocht door de Sinaïtische woestijn beleefden de Israëlieten aardbevingen. Toen de Heere op den berg Sinaï nederkwam, beefde de geheele berg (Ex. 19 : 18). Debora, David en Asaf melden in hun liederen: „Toen beefde en daverde de aarde” (Richt. 5 : 4; 2 Sam. 22 : 8; Ps. 18 : 8; 68 : 9; 77 : 19). En de dichter van den 114den Psalm zegt: Toen Israël uit Egypte toog, sprongen de bergen als rammen en de heuvels als lammeren.

Misschien ging ook het strafgericht Gods over Korach, Dathan en Abiram (Num. 16) vergezeld van een aardbeving. In de dagen van Jerobeam II, koning van Israël, en van Uzzia, koning van Juda, dus omstreeks 770 v. Chr. moet er een groote aardbeving geschied zijn in het Joodsche land, want in Amos 1 : 1 wordt vermeld, dat deze profeet zijn woorden zag twee jaren voor de aardbeving.

Zoo hevig was deze aardschudding, dat de bewoners des lands er voor wegvloden (Zach. 14 : 5). Toen Jezus stierf had er een aardbeving plaats (Matth. 27 : 51) en toen de Heiland uit het graf verrees, geschiedde er een groote aardbeving (Matth. 28 : 2). Nadat Paulus en Silas te Filippi in Macedonië in de gevangenis waren opgesloten, geschiedde er te middernacht snellijk een groote aardbeving, zoodat de fondamenten des kerkers bewogen werden (Hand. 16 : 26).