Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Aanvechting

betekenis & definitie

Zooveel als verzoeking; zij veronderstelt vijanden, die ons op de hielen zitten, aangrijpen, bestrijden. De drie hoofdvijanden onzer zaligheid zijn onze zondige lust des vleesches, de van God vervreemde wereld, de duivel.

Zij kunnen afzonderlijk, maar ook met vereende krachten op ons aandringen. Nu eens wordt meer het lichaam, dan weder meer de ziel aangevochten, zoodat men van lichamelijke en geestelijke aanvechtingen spreekt.

Van gewicht zijn de verschillende benamingen: beken Belials en banden (Ps. 18:6), kruis van Christus (Hebr. 12 : 2; Matth. 16 : 24), groeve en kerker (Ps. 88 : 7; 142 : 8), een zee van angst (Zach. 10 : 11), oven van ellende (Jes. 48 : 10), afgrond van ellende (Ps. 42 : 8), waterstroomen en onweder (Ps. 142 : 2; Jes. 54 : 11).Bij de geestelijke aanvechtingen, waarbij de wereld hare aanvallen op het hart richt, wordt de ziel met pijnlijke schrikverwekkende gedachten geplaagd; het licht van Gods aangezicht en de troost van zijn Woord wordt dan aan het hart onttrokken; dan verandert iedere vreugde in treurigheid, en de hoop in angst en twijfel; dan ontstaat er een pijnigende angst over de menigte onzer zonden, over het verlies der goddelijke gunst, over den toorn Gods. „Dit is nog maar het geringste lijden,” zegt Luther, „hetgeen de duivel door de wereld ons berokkent, wanneer de Christenheid uitwendig en met vleeschelijke wapenen, als zwaard, kerker, berooving van goed en bloed wordt gekweld, maar dit is veel zwaarder, wanneer hij ons inwendig aanvalt, het hart aantast, martelt en met zijne vurige pijlen plaagt, namelijk met schrik en angst over de zonde, en voor Gods toorn; dan schenkt hij den mensch, die angstig en vol vrees is, een drankje in, niet van bitteren edik en galle, maar dat genaamd moet worden hellepijn, en voert hem in een bad, waar hij neêr ligt als in een gloeienden oven, zoodat hem het harte versmelt, zooals het den Heere Christus ging, die in den hof Gethsémané bloed heeft gezweet.” Hoe moeilijk het ook is, om de aanvechtingen van Satan van andere verzoekingen te onderscheiden, zoo kunnen toch het plotselinge, ongedachte, het heftige, het buitengewone en vreeslijke dier verzoekingen, waardoor zij op vurige pijlen gelijken, als hoofdkenmerken gelden (Ef. 6 : 16).

Dat die verzoekingen tot ons komen, die toch ook onder de leiding staan van God, kunnen wij niet verhinderen, maar dat zij niet indringen in ons hart en in onzen wil, daartegen moeten wij door waken en bidden op onze hoede zijn (Matth. 26 : 41). Bij den wedergeborene wil Hij er door bewerken de verzwakking van den ouden, de versterking van den nieuwen mensch, den wasdom in geestelijke ervaring en de toetsing des geloofs. De wapenrusting Gods, die wij moeten aandoen om te overwinnen, wordt beschreven Ef. 6 : 11 en Jac. 4 : 7.

De troost onder de aanvechtingen ligt voor de geloovigen in het bewustzijn: „ik ben toch een kind door God bemind, trots duivel, wereld, zonde”, en ook in de overtuiging, hoe heerlijk de vruchten zullen zijn, wanneer men in het geloof en in de liefde volhardt. Naar Jes. 28 : 19 leert ons de aanvechting letten op het woord, en het gehoorde verstaan. De Geest Gods roept den aangevochtenen toe: gij zijt zalige menschen, ook onder droefenis en kruis, want gij staat in gemeenschap met den drieëenigen God (Jac. 1 : 12; 1 Petr. 3 : 14). De Vader heeft u lief en zorgt voor u, gij hebt Jezus den erfgenaam van iedere zaligheid, en de Geest der heerlijkheid rust op u (1 Petr. 4 : 14). Wanneer gij genoeg gelouterd zijt, rukt God u uit den oven der beproeving, brengt Hij u tot eere, toont u zijn heil en geeft u de kroon des levens (Jes. 45:15; Ps. 91 : 15; 2 Tim. 2:11). De voornaamste zorg der aangevochtenen moet wezen, dat het oogmerk van Gods liefde bij hen bereikt worde, dat zij dus in het geloof en in geduld standvastig blijven, beproefd als het goud in het vuur (1 Petr. 1 : 6, 7), dat zij in de hope bevestigd worden (Rom. 5 : 3), van zelfzucht gereinigd, arm naar den geest (2 Cor. 12 : 7) en Christus immer meer gelijkvormig worden.

Er behoort eene buitengewone kracht des geestes toe, om de aanvechtingen voor enkel vreugde te kunnen houden, waartoe Jacobus opwekt (Jac. 1:2); dat is wel de hoogst mogelijke trap van geduld; maar dat het niet onmogelijk is, bewijst het voorbeeld der apostelen (Hand. 5 : 41; Fil. 1 : 29 en van zoo vele geloovige navolgers). Het is eene vreugde, die alleen geboren wordt uit de liefde tot Jezus, uit den blik op het einddoel, uit het leven in God.