Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Aannemen

betekenis & definitie

I. Aannemen komt allereerst voor in de beteekenis van iets aandoen, ergens mede bekleed worden.

Paulus spreekt van het aannemen van eene wapenrusting (Ef. 6 : 13), het aannemen van het schild des geloofs (Ef. 6 : 16). Zoo staat er, dat de Zone Gods onze menschelijke natuur(heeft aangenomen (Fil. 2:7). II. Aannemen komt in de tweede plaats dikwerf voor in den zin van voor waar houden. Vandaar de uitdrukkingen eene getuigenis aannemen (Joh. 3:11; 3 : 32; 3 : 33; Hand. 2 : 41; 8 : 14; 11 : 1; 22 : 18). In denzelfden zin wordt gesproken over het aannemen van den Heere Jezus Christus, d. w. z. Hem erkennen voor den door God gezonden Zaligmaker (Joh. 1:11; 1 :12).

III.Aannemen beteekent ook zich over iemand ontfermen. Van menschen wordt dit gezegd (Filem. : 12, 17), maar vooral van den Heere (Hebr. 2 : 16). IV. Aannemen kan ook beteekenen zich iets toeëigenen (Hebr. 5:4.)

V. Aannemen komt ook voor in de beteekenis van elkander ontvangen en broederlijk met elkander omgaan (Gal. 4 : 14; 1 Cor. 11 : 16; Rom. 15 : 7).

VI. Aannemen komt ook voor in de beteekenis van zich bijzonder openbaren. Gij hebt aangenomen Uw groote kracht (Openb. 11 : 7). VII. Aannemen, bepaald: aangenomen worden, wordt in den kring der Herv. kerk vaak gebruikt voor het afleggen van openbare belijdenis des geloofs.