Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 20-01-2020

A. Steketee

betekenis & definitie

Geboren 26 Augustus 1846, gestorven 18 Januari 1913, oud-docent aan de Theologische School te Kampen, was de oudste zoon van Ds Christiaan Steketee, predikant te Nieuwdorp op Zuid-Beveland en Johanna Sara van Overbeeke. Van jongsaf blijkbaar voor de studie bestemd, zond zijn vader hem van de dorpsschool naar de jongenskostschool te Gorkum, vandaar naar het gymnasium te Middelburg en te Kampen, waar zijn buitengewone aanleg reeds uitkwam.

Zijn theologische vorming ontving hij aan de Theologische School te Kampen. Hoezeer zijn aangeboren schuchterheid hem op den achtergrond hield, ontgingen toch zijn geestesgaven aan zijn docenten niet.

Een apologetische proeve naar aanleiding van Luk. 2 : 34: „Deze wordt gezet tot een teeken dat wedersproken zal worden” door docent de Cock in het maandschrift De Getuigenis opgenomen, toont dat duidelijk. In 1869 werd hij candidaat.

Van 1869—1872 was hij Christelijk Gereformeerd predikant te Zaamslag. Daar oefende hij zich verder in theologische en wijsgeerige studiën, waarvan een stichtelijk werkje door de studie van Pascal geïnspireerd: Gedachten over onzen diepen val en de verlossing, die in Christus Jezus is, de vrucht was, en waar bovendien zijn eerste dichterlijke proeve: Harold, koning van Denemarken, of de Ongeloovige verscheen.

Van 1872—1882 was hij docent aan de Theologische School. Hij aanvaardde zijn ambt met een rede, onder den bescheiden titel: „Iets over het Nut der Wetenschappen”.

Tweemaal was hij rector. In 1875 sprak hij bij de overdracht van het rectoraat over: „De studie van Plato, met het oog op de Theologische vorming”; en in 1880 over: „De beteekenis der Kunst voor den toekomstigen Evangeliedienaar”.

Zijn sympathieën gingen bij zijn studie dus uit naar Wijsbegeerte en Kunst.

Hij schreef in De Vrije Kerk van 1877 en 1879 over „Stemmen uit de Oude Wereld in verband met het Christendom”, en over „Een Vagebond uit den eersten Christentijd”.

Als docent van de Theologische School verging het hem als „een miskend genie”. Hij kon de stof wel helder voorstellen, maar miste den tact, zich krachtig te laten gelden tegenover zijn leerlingen. „Hij was professor, geen schoolmeester en geen catecheet”.

Dat gaf moeilijkheden. En zoo heeft hij blijkens de Handelingen der Synode van Zwolle, 1882, in het licht der latere publicaties noodgedwongen om gezondheidsredenen eervol ontslag aangevraagd.

Dien slag kwam hij nooit te boven. Als een kluizenaar trok hij zich in de eenzaamheid terug, eerst in Terneuzen en sinds 1901 in Heinkenszand.

Kort voor zijn dood in 1913 sprak hij: „Ik sterf in het geloof van Augustinus, Calvijn en Pascal”. Een jaar na zijn dood verscheen : Beschouwingen van een Christen-denker, uit de nagelaten geschriften van A. Steketee, ouddocent aan de Theologische School te Kampen, bijeengebracht door A. en C. J. Goslinga, met een zeer waardeerend woord Ter gedachtenis van Prof. Dr H. Bavinck en een uitvoerig levensbericht van Steketee door A. Goslinga.