Dat is, een gemelyke grimmer. Maar hoe past pot in dit spreekwoord? Men spreekt van knorrenhutspot, die opgedischt word met een nabanket van vuistlook, muilpeeren, en wafels.
Een pot vol daar van levert geen smakelyk onthaal uit, zo weinig als drooge bokkingen, of stokvisch zonder boter. In dien zin spreekt men ook van een morspot, anders een morsbeuling, die gevult is met morssery, en een rochelpot, die vol rochels is, en de zelve uitlevert. Maar waarom heet men zulk een knorrepot ook, een moeyelyken pispot? Is dat om verachting uit te drukken, dewyl den pispot de geeerdste plaats in ’t huis niet gegeven word? De ouden zeiden van zulk een Ysegrim: Hy moet van een quaaden aardzyn, die nooit vreugde zien mag. Zy voegden’er by: Men mag wel genoeglyk zyn, zonder arg.
Dat jong is, speelt geerne.