Theorie, in de jaren vijftig ontdekt door de Fransman Jean-René Vernes, die zegt dat het aantal slagen dat de twee partijen kunnen maken, ieder met hun langste kleur als troef, opgeteld vaak gelijk is aan het aantal troeven dat ze in die twee kleuren hebben.
Voorbeeld:Oost-west kunnen elf slagen maken met schoppen als troef, noord-zuid met negen harten als troef. Het totaal aantal slagen (elf plus negen) is gelijk aan het aantal troeven dat beide partijen in hun langste kleur hebben (tien plus tien).
Zijn in het spel ♣H en ♣2 verwisseld, dan maken oost-west twaalf slagen en noord-zuid maar acht. Het totaal blijft twintig.
De theorie werd in de jaren negentig door de Amerikaan Larry Cohen als ‘The Law’ gepopulariseerd en met name toegepast op situaties waarin de deelscore bevochten dient te worden. Cohen beveelt aan in dergelijke situaties met acht troeven samen niet naar het drieniveau te gaan en met negen troeven wel.
Hoewel The Law in de praktijk lang niet altijd opgaat, kan toepassing ervan vaak uitkomst bieden bij lastige biedproblemen.