Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

Gepubliceerd op 27-06-2017

spelregels

betekenis & definitie

Bridge wordt gespeeld door vier personen en met 52 kaarten. De spelers, die worden aangeduid met de vier windrichtingen, vormen kruiselings een paar of partnership. Noord en zuid spelen dus tegen oost en west. Bij toerbeurt worden de kaarten, na te zijn geschud, met de beeldzijde naar beneden verdeeld over de vier spelers. Dat gebeurt één voor één kloksgewijs, te beginnen met de speler aan de linkerzijde van de gever. Zo ontvangt iedere speler dertien kaarten. Een goed gebruik is dat de kaarten pas worden ingezien als alle kaarten zijn gedeeld. Iedere speler sorteert de hem of haar toebedeelde kaarten op kleur en volgorde, hetgeen overigens niet verplicht is. Er zijn vier kleuren: schoppen (♠), harten (♥), ruiten (♦) en klaveren (♣). In iedere kleur is het aas de hoogste kaart. De verdere volgorde is heer, vrouw, boer, 10, 9, 8, 7, 6, 5, 4, 3 en 2.

Het spel kent vervolgens twee fasen. Ten eerste het bieden. Er zijn 38 verschillende biedingen: 1/2/3/4/5/6/7 ♣/♦/♥/♠/sans atout (‘SA’), pas, doublet en redoublet. De gever is als eerste aan de beurt bij het bieden, dan degene links van hem, dan zijn partner, dan de speler rechts van hem, dan hijzelf weer en zo kloksgewijs verder. Ieder bod dient het voorgaande bod te overtreffen. Het laagste bod is 1♣. Dan komt 1♦, 1♥, 1♠, 1SA, 2♣ enz. tot aan het hoogste bod van 7SA (pas is wel een bieding, maar geen bod, evenals doublet en redoublet). Een speler die niet over het voorgaande bod wenst heen te gaan, kan passen of, als het laatste bod door een tegenstander gedaan is (en niet reeds door de partner gedoubleerd is), doubleren. Een redoublet kan alleen gegeven worden als door de tegenpartij een doublet gegeven is (direct na het doublet of als na het doublet twee keer gepast is). Een speler die een keer gepast heeft, blijft deelnemen aan de bieding. Het bieden gaat door tot er drie keer achtereen gepast is (als de deler begint met passen en de andere drie spelers ook, is het bieden meteen beëindigd en wordt er een nieuw spel gedeeld). Het laatst gedane bod is dan het eindcontract, dat al of niet gedoubleerd en geredoubleerd kan zijn.

Vervolgens begint de tweede fase, het spelen. Van het paar dat het eindcontract geboden heeft, wordt degene die het eerst de speelsoort van dat contract genoemd heeft leider. Zijn partner wordt dummy en neemt aan het spelen niet actief deel. De spelers van het andere paar spelen het contract tegen. Degene die links van de leider zit, speelt als eerste een kaart voor. Vervolgens legt de dummy zijn kaarten met de beeldzijde naar boven op tafel, de kleuren in verticale rijtjes gesorteerd. De leider beslist welke kaart uit de dummy wordt bijgespeeld. Vervolgens speelt de rechtertegenspeler bij en tot slot de leider. Bij het bijspelen dient men altijd te bekennen, d.w.z. een kaart bij te spelen van de voorgespeelde kleur. Kan er niet bekend worden, dan mag (dus niet verplicht) worden getroefd of, als er reeds door een andere speler is getroefd, worden overgetroefd of ondergetroefd (de in het eindcontract genoemde kleur is troef; in een SA-contract is er geen enkele kleur troef). De vier gespeelde kaarten vormen een slag. Degene die de hoogste troef heeft bijgespeeld of, als er geen troef is bijgespeeld, de hoogste kaart van de voorgespeelde kleur, wint of ‘maakt’ de slag en speelt de eerste kaart van de volgende slag voor. Zo worden dertien slagen gevormd. De slagen die door de leider en de dummy zijn gemaakt, worden bij elkaar opgeteld, evenals de slagen van de twee tegenspelers.

Doel van beide partijen is zoveel mogelijk slagen te maken. De leider heeft zijn contract vervuld als hij (samen met de dummy) ten minste zes plus het genoemde aantal slagen (ook wel trekken genoemd) heeft gemaakt. Voorbeeld: als het contract drie sans atout luidt, dient de leider ten minste negen slagen te maken. Elke slag die hij meer haalt, wordt een overslag genoemd, en elke slag die hij tekort komt een downslag. Wordt het contract al of niet met overslagen gemaakt, dan levert dat de partij van de leider punten op. Gaat het contract down, dan verdient de tegenpartij punten. Na het vaststellen van de score (puntentelling bij wedstrijdbridge) begint het volgende spel.

Zie ook: spelregels voor wedstrijdbridge