1. Winnen (van een slag) door het bijspelen van de hoogste kaart in de gevraagde kleur of (in de vierde hand) het bijspelen van een hogere kaart in de gevraagde kleur dan de andere spelers. De term ‘nemen’ wordt niet gebruikt als iemand de slag wint door af te troeven.
2. Bijspelen (van de hoogste kaart of een voldoende hoge kaart met als resultaat dat daarmee de slag wordt gewonnen).
Uitdrukkingen als ‘nemen met ♥A’ en ‘♥A nemen’ worden door elkaar gebruikt, waarbij in het eerste geval doorgaans sprake is van een alternatieve kaart (bv. ♥H) waarmee de slag genomen had kunnen worden.
3. Uitvoeren (van een snit).
4. Proberen te benutten (van een kans).