Manoeuvre waarbij een tegenspeler probeert de leider een verkeerde indruk van zijn hand te geven.
Voorbeeld:Zuid speelt 4♥ en krijgt ruiten uit. Oost dekt ♦B met de vrouw en zuid neemt met de heer. De leider steekt over naar ♦A en speelt een harten naar de 10. West neemt misleidend met ♥H en speelt ruiten terug, door zuid getroefd. De leider incasseert ♣H, neemt een snit op ♣V en gooit op ♣A in de hand ♠2 weg. In de overtuiging dat ♥B bij oost zit vervolgt hij nu met harten naar de 8. West wint de slag met ♥B, incasseert ♥H en gaat er met ruiten uit. Zuid moet tot slot een slag afstaan aan ♠H.
Had west de eerste hartenslag met de boer genomen, dan zou de leider na ♣A op ♠H hebben gesneden en daardoor zijn contract gemaakt hebben.
Zie ook: camouflage