Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Weijns

betekenis & definitie

Jan Harm; geb. Zwolle 6 december 1864, overl.

Rotterdam 14 december 1945. Woonde en werkte in Zwolle tot 1881, Amsterdam tot 1885, Zwolle tot 1886, Enschede tot 1892, daarna in Rotterdam. Leerling van J. D. Huibers te Zwolle (1876-1880), van de Rijksnormaalschool te Amsterdam (1881-1885) en behaalde aldaar de akte MO. tekenen. Leraar tekenen te Enschede, werd in 1892 benoemd tot leraar aan de Tekenakademie te Rotterdam (tot ca. 1910).

Schilderde, aquarelleerde en tekende landschappen, interieurs, portretten, stillevens, ook enkele stads- en wintergezichten. Was lid van ‘Arti et Amicitiae’ en ‘St. Lucas’ te Amsterdam, ‘Pulchri Studio’ in Den Haag en van de Rotterdamse Kunstenaars Sociëteit. Gaf les aan J. P. V.

Adriani, C. A. Cocheret, J. W. Havermans, W. F.

Heskes, D. Homberg, O. C. R Lochmann van Bennekom, M. D.J. van der Meer, J. C. van Reekum en N. van der Veen.Tentoonstellingen Den Haag, Rotterdam, Arnhem, Groningen enz. 1893-1903: in het bos; aan de Schie te Delfshaven; bij de put; Twents interieur; de spinster; in het wiegje; natte avond te Rotterdam; zonnige dag; stilleven; bruggetje; enz.

DORDRECHT -Rijksmuseum Van Bilderbeek-Lamaison: een gezicht vanuit de schuur (gem. J. H. Weijns). ENSCHEDE -Rijksmuseum Twenthe: marktdag (1905); enkele gouaches en een tekening, DEN HAAG -Gemeentemuseum: Proveniershuisje te Rotterdam. ROTTERDAM -Museum Boymans-van Beuningen: in het wiegje; stilleven met groenten; gezicht op Hattem.

Elsevier XLV, 1913 (Kroniek).

H H. van Calker: ‘In het atelier van den schilder' (bldz. 230-233), Amsterdam 1941. Luns; Mak van Waay; Plasschaert; Scheen 1970; Van Hall I.

< >