Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Münninghoff, xeno augustus franciscus ludovicus (‘xeno’)

betekenis & definitie

Geb. Deventer 25 augustus 1873, overl.

Barneveld 31 oktober 1944. Was gehuwd met de schilderes Mathilda Jacoba van Vliet. Woonde en werkte in Deventer tot 1892, Amsterdam tot 1896, Heelsum van vóór 1901 tot na 1903, Katwijk aan Zee, Doorwerth, Renkum, Oosterbeek. Leerling van A. Hijner te Deventer (1890-1892) en van de Rijksnormaalschool te Amsterdam (1892-1896) olv.J. D.

Huibers. Behaalde de akte M.O. tekenen. Van 1897 af was hij direkteur van de Avondtekenschool te Renkum. Schilderde, tekende, etste en lithografeerde figuurstukken en later hoofdzakelijk bosachtige landschappen, heidegezichten, oude huizen in een landschap; enz. Hij werkte in een naturalistische trant. Behaalde in 1910 een gouden medaille op de Prov.

Utr. tentoonstelling. Gaf les aan A.J. de Booij, J. A.Jakma, B. H. A. Londen en C.J.

G. van Oosten Slingeland. Was o.m. lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam.Tentoonstellingen Arnhem 1901 en Amsterdam 1903: grootvader en kleinzoon; een bloeiend boompje.

ARNHEM -Gemeentemuseum: weidelandschap. NIJMEGEN -Commanderie van St Jan: gezicht op Nijmegen vanuit Lent.

J Wesselink: ‘Schilders van den Veluwezoom’ (bldz. 67-69), Amsterdam 1946. Luns; Mak van Waay; Plasschaert; Scheen 1970; Thieme-Becker; Van Hall I en II; Waller.