Geb. Utrecht 8 maart 1836, overl.
Utrecht 14 september 1867. Reeds in 1853 behaalde hij aan de Stads-Tekenschool te Utrecht een eerste medaille, zijn eerste opleiding ontving hij van W. B. Stoof, raadgevingen van zijn broer L. G. C.
Mollinger. Later lessen van W. Roelofs te Brussel (1857-1858). Zijn aquarellen waren zeer gezocht; in 1862 bood de Société des Aquarellistes te Brussel hem het erelidmaatschap aan. Omstreeks 1860 maakte hij een reis naar Italië. Schilderde landschappen met vee, heeft ook etsen en tekeningen gemaakt.
Signeerde meestal A. Mollinger. Behaalde in 1861 een eremedaille op de Haagse tentoonstelling en in datzelfde jaar een gouden medaille op de Utrechtse tentoonstelling voor zijn ‘Op weg naar huis’. Heeft veel in Drenthe gewerkt.Tentoonstellingen Den Haag 1857-1863 en Leeuwarden 1859: Gelderse weide bij avond; opkomende onweersbui; na de regen; diverse landschappen met vee.
AMSTERDAM -Rijksprentenkabinet: tekeningen, DEN HAAG -Gemeentemuseum: weide met koeien. HAARLEM -Teylers Stichting: landschap (aquarel). OTTERLO -Rijksmuseum Kröller-Müller : twee tekeningen, nl. landschappen bij Leusden. ROTTERDAM -Museum Boymans-van Beuningen : bosweg (ets), UTRECHT -Centraal Museum: bospad met hoge dennen (ets). Gemeentearchief: tekeningen, w.o. gezicht op het grafmonument van bisschop George van Egmond; de crypt van de St. Pieterskerk.
Hist. Galerij II (hldz. 53); Kunstkronijk 1862 (bldz. 66), 1863 (bldz. 38), 1863 (bldz. 6), 1866 (bldz. 33), 1868 (bldz. 88), 1869 (bldz. 38), 1877 (bldz. 18,22 en 34); Elsevier LXIX, 1923 (Kroniek).
Knoef 1947 (bldz. 203-210); W.J. de Gruyter: ‘De Haagse School’deel I, Rotterdam 1968.
Kramm; Marius; Plasschaert; Scheen 1946 en 1970; Thieme-Becker; Van Hall I en port.; Waller; Wurzbach.