Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Maaten, van der

betekenis & definitie

Jacob Jan; geb. Elburg 4 januari 1820, overl.

Apeldoorn 16 april 1879. Leerling van H. van de Sande Bakhuyzen en van de Akademie v. B.K. in Den Haag (1843-1846). In 1852 werd hij lid van de Kon. Akademie te Amsterdam. Werkzaam in Den Haag 1843-1852, Amsterdam 1854-1855, Den Haag 1857-1864, daarna in Apeldoorn.

Landschapschilder, etser en lithograaf; tekenleraar aan de zgn. Koningsschool te Apeldoorn (1866-1879).Tentoonstellingen Amsterdam en Den Haag enz. 1847-1879: enige tientallen landschappen; trekvaarten; vijver in het Haagse Bos; bij het Uddelermeer; het Boorhuis bij Den Haag; veel landschappen uit de omgeving van Apeldoorn enz.

GRONINGEN -Groninger Museum: landschap; boerenhuisjes bij een sloot. DEN HAAG -Gemeentemuseum: korenveld; de tol; langs de vaart; weg door dennenbos; diverse studies, OTTERLO -Rijksmuseum Kröller-Müller: rivierlandschap (aquarel). ROTTERDAM -Museum Boymans-van Beuningen: weide met bomen op de achtergrond (aquarel).

Kunstkronijk 1832 (bldz. 54), 1833 (bldz. 30,30 en 78), 1837 (bldz. 38), 1839 (bldz. 48), 1860 (bldz. 34, 70, 86 en 90), 1861 (bldz. 2, 22 en 82), 1862 (bldz. 2 en 78), 1863 (bldz. 14 en 42), 1866 (bldz. 22); Maandblad v. Beeldende Kunsten 1928 (]. Knoef, bldz. 141-149).

Knoef 1947 (bldz. 183-202).

Marius; Plasschaert; Scheen 1946 en 1970; Thieme-Becker; Van Hall I en port.; Waller; Wurzbach.