Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Gepubliceerd op 29-01-2021

Huygens, frederik lodewijk

betekenis & definitie

Geb. Den Haag 3 februari 1802, overl.

Leiden 18 maart 1887. Leerling van C. van Cuylenburgh, S. A. Krausz, P. Gerardus van Os en M. D.

Bruijer (graveur). Schilderde landschappen met vee, heeft tevens geëtst, gegraveerd en gelithografeerd. Van 1836 tot 1872 was hij leraar handtekenen aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda. Gaf les aan zijn zoon J. Huygens en zijn dochter H. A.

Huygens en aan H. W. Couwenberg en N. J. A. P. H. van Es.Tentoonstellingen Amsterdam en Den Haag 1821-1884: stalinterieurs met schapen, paarden en koeien; diverse landschappen met vee, soms met rivieren op de achter- of voorgrond, en diverse pentekeningen.

AMSTERDAM -Rijksprentenkabinet: een zelfportret (tekening), DEN HAAG -Gemeentemuseum: liggende sneeuw.

Immerzeel; Kramm; Plasschaert; Scheen 1946 en 1969; Thieme-Becker; Van Hall port.; Waller; Wurzbach.

< >