Geb. Amsterdam 31 maart 1874, overl.
Well (L.) 14 oktober 1960. Woonde en werkte in Renkum, Gulpen, Bergen (N.H.) 1908, Frankrijk (Barbizon en Parijs), Londen, Italië 1913; daarna in Den Haag. Leerling van de Quellinusschool te Amsterdam, raadgevingen van Th. E. A. de Bock en G.J. H.
Poggenbeek, werkte o.l.v.J. Maandag 5 jaar aan de dekors voor de Nederlandse Opera. Schilderde, tekende en etste landschappen, stads- en dorpsgezichten, ook stillevens, bloemen enz. Gaf les aan C. Th. M.
Smeele. Was lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam en van ‘Pulchri Studio’ in Den Haag.DEN HAAG -Gemeentemuseum: landschap. OTTERLO -Rijksmuseum KröllerMüller: 34 tekeningen. Rijkscollectie: wind; landschap in Brabant; gehucht (tekening).
Elsevier LIX, 1920 (M. Wagenvoort, bldz. 384-389).
Luns; Mak van Waay; Plasschaert; Scheen 1969; Van Hall I; Waller.