(G., embruon = ongeboren zoogdier), jong ontwikkelingsstadium van plant of dier, als regel zonder eigen, vrij levensonderhoud. Bij de mens: het zich ontwikkelende kind tot het einde van de derde maand. Ontwikkeling: de bevruchte eicel deelt zich snel.
Er ontstaat een met vocht gevuld blaasje (blastula-stadium), waarvan de wand uit één laag cellen bestaat, de trofoblast (gaat de voeding verzorgen). Op één plaats ontstaat de embryonale knop of embryoblast: plaatselijke verdikking van de wand van de blastula, bestaande uit een buitenste en een binnenste kiemblad (resp. ectoderm en entoderm). In deze knop ontstaan twee holten, de amnionholte en het dooierblaasje, ertussen in bevindt zich de eerste aanleg van het embryo, ➝ navel.