op bloembodem (receptaculum) bloembekleedsels (perianthium): kelk (calyx) met kelkbladen (sepalen), kroon (corolla) met kroonbladen (petalen), meeldraden (samen: androecium): een meeldraad (stamen) met helmdraad (filament) en helmknop (anthere) bestaande uit 2 helmhokjes (loculamenten) en helmbindsel (connectief); stampers (samen gynoecium): een stamper (pistillum) met vruchtbeginsel (ovarium), stijl (stylus) en stempel (stigma). In vruchtbeginsel zaadknoppen op zaadlijst (placenta); zaadlijst wandstandig (pariëtaal), hoekstandig (axillair, middenin meerhokkig vruchtbeginsel), centraal (cylinder middenin een eenhokkig vruchtbeginsel). Zaadknop rechtop (atroop), met omgebogen zaadstreng (funiculus) is anatroop, tussenvorm van de vorige twee is campylotroop. Een bloem is te beschouwen als een gewijzigde (gemetamorfoseerde) tak met bladen: bloembladen, stuifmeelbladen (meeldraden) en vruchtbladen (stamper).
De bloembodem is het stengeldeel, ➝ alterneren, ➝ bloemdek, ➝ bloemdiagram, ➝ bloemformule.