Studie begrippenlijst

Bijlesnetwerk (2017)

Gepubliceerd op 28-09-2016

Breuken

betekenis & definitie

Een breuk is het resultaat van een deling van twee getallen. Een breuk bestaat uit een teller en een noemer. De teller geeft aan welk deel van het geheel de breuk is. De noemer geeft aan uit hoeveel delen het geheel bestaat. Breuken hebben altijd een lagere waarde dan één.

Wanneer men een taart in stukken snijdt, kan dat op verschillende manieren. Men kan een taart in twee stukken snijden, maar ook in vier of in acht. De taart als geheel wordt dan opgedeeld in verschillende stukken. Wanneer men vier stukken snijdt, wordt de gehele taart door vieren gedeeld. Elk stuk is dan één gedeeld door vier, oftewel ¼. Dit noemt men dan een breuk. De teller is in dit geval 1 en de noemer is 4. Er is sprake van één stuk van een totaal van vier stukken. In het geval van ¾ wordt aangegeven dat de breuk bestaat uit drie delen bij een totaal van vier delen. Had men de taart in acht stukken gesneden, dan was het geheel gedeeld door meer delen. Eén stuk zou in dat geval gelijk staan aan ⅛. Nadat men de taart in acht stukken heeft gesneden, wil je misschien wel een stuk gelijk aan ¾ bewaren. Aangezien de noemer is verdubbeld, verdubbel je de teller ook. ¾ staat dan ook simpelweg gelijk aan 6/8.

Het is mogelijk om breuken bij elkaar op te tellen, van elkaar af te trekken, te vermenigvuldigen en door elkaar te delen. Hier zijn echter wel een aantal regels voor. Voor optellen en aftrekken dient men de breuken gelijkwaardig te maken. Dit doe je door de noemers met elkaar te vermenigvuldigen en de tellers evenredig te vermenigvuldigen met de tegenoverstaande noemer. Door de breuken gelijkwaardig te maken, kunnen ze gemakkelijk worden opgeteld.