Een klepper waarmee voorheen de melaatsen hun komst kenbaar moesten maken. In tal van uitdrukkingen leeft de ‘klep’ nog voort: ‘zijn mond gaat als een lazarusklep’: zijn mond staat geen ogenblik stil; ‘lig niet te kleppen’: zeur niet zo.
Ook het woord kliek, een groep onsympathieke lieden, komt van het Franse claquet, dat klepper betekent.