Bijbelse eponiemen

Dr. Apeldoorn en Dr. Beijer (1997)

Gepubliceerd op 26-08-2020

Lazarus

betekenis & definitie

Melaatse, leproos, iemand die vol met puisten en zweren zit, en lazarushoofd: een hoofd bedekt met zweren, beide genoemd naar Lazarus, de arme bedelaar in het evangelie van Lucas, die met zweren en wonden overdekt aan de poort van het huis van de rijke man ligt (Lucas 16: 20,21).

De melaatsheid is ons uit de Bijbel voldoende bekend. Zara’ath is de Hebreeuwse naam voor de aandoening waaraan veel Bijbelse figuren geleden hebben. Ook de reinheidsvoorschriften uit het oudtestamentische Bijbelboek Leviticus (13 en 14) hebben betrekking op de ziekte. Letterlijk betekent zara 'ath niet veel meer dan slag of stoot, men bedoelde er echter een groep van huidaandoeningen mee die schubvorming en pigmentverlies als gemeenschappelijk kenmerk delen. Het is nog maar de vraag, of de plaag uit Leviticus op de door de bacil van Hansen veroorzaakte lepra slaat (lepra is de Griekse vertaling van het Hebreeuwse woord zara’ath). De 17de-eeuwse Nederlandse Bijbelvertalers hebben zara’ath vertaald in ‘melaatsheid'. hoogstwaarschijnlijk een verbastering van het ‘Mal de Ladre’. de ziekte van Lazarus.