Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gepubliceerd op 11-05-2017

Moloch

betekenis & definitie

Moloch, afgod aan wie mensenoffers gebracht moesten worden; (fig.) tirannieke bestuurder of instelling e.d; allesverslindende macht.

Moloch is waarschijnlijk de Hebreeuwse aanduiding van een afgod met de naam Melek. Het is niet zeker van welk niet-joods volk hij de god was; mogelijk van de Feniciërs. In de bijbel wordt de aanduiding Moloch gewoonlijk voorafgegaan door een lidwoord: de Moloch. Vgl. Leviticus 20:3, ‘Ikzelf zal mij tegen zo iemand keren en hem uit de gemeenschap stoten, omdat hij een van zijn kinderen aan Moloch heeft geofferd en daarmee mijn heiligdom heeft verontreinigd en mijn heilige naam heeft ontwijd’ (NBV). In hedendaags gebruik gaat er meestal een lidwoord of een andere bepaling aan vooraf.

Bijbelcitaat: Rijmbijbel (1271), v. 11988-89. Den derden in molochs ghebot. Dien damoniten houden ouer god. (De derde [tempel die gebouwd werd, was] ter ere van Moloch, die de Ammonieten als god aanbidden.)

Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Leviticus 20:3. Want hy van sijn zaet den Molech gegeven heeft, op dat hy mijn Heilichdom ontreynigen, ende mijnen heyligen Naem ontheyligen soude. (Molech is ook de vorm in de Liesveldtbijbel (1526); in de Leuvense Bijbel (1548) staat Moloch.)

Gebruiksvoorbeeld: De overheid zelf is in de perceptie van de burger een anonieme moloch die teveel, onnodige en soms onbegrijpelijke regels uitvaardigt. (Liberaal Reveil, 1994, nr. 3)

Gebruiksvoorbeeld: Ze kijkt gekwetst, lijkt Meppel te ervaren als een onzichtbaar naderbij sluipende en nauwelijks te stoppen moloch, die alle tastbare zekerheden zal verpulveren tot moes. (Meppeler Courant, aug. 1993)

Gebruiksvoorbeeld: Als hij er eentje [een vrouw] probeerde af te zonderen, in een paskamertje of in een badhokje, dan gulpte binnen de kortste keren de rest naar binnen, een kreunende kluwen, een levend beest met duizend ledematen en bolvormige uitstulpingen, een moloch die niet te overmeesteren was. (P.F. Thomése, Heldenjaren, 1994 , p. 25)