Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gepubliceerd op 11-05-2017

Judas

betekenis & definitie

Judas, de discipel die Jezus verraadde en uitleverde aan zijn moordenaars; (fig.) verrader, valsaard; (fig.) soort boender.

Judassen, treiteren; beuken, tekeergaan; de judas-‘boender’ hanteren.

Meer dan welke bijbelse figuur ook, is Judas, ook wel Judas Iskariot genoemd ter onderscheiding van andere personen met die naam, het symbool geworden voor de slechte, verdorven mens: hij, een van Jezus’ volgelingen, verraadde zijn meester voor eigen gewin. De vloek wordt al door Jezus over hem uitgesproken vóór het verraad zelf: ‘“Wee de mens door wie de Mensenzoon uitgeleverd wordt: het zou beter voor hem zijn als hij nooit geboren was.” Toen zei Judas, die hem zou uitleveren: “Ik ben het toch niet, rabbi?” Jezus antwoordde: “Jij zegt het”’ (Matteüs 26:24-25, NBV). Er worden nog steeds samenstellingen gevormd met Judas, bijvoorbeeld: ‘Theroux schreef over Naipaul een “Judas-biografie”: Sir Vidia’s shadow. Het boek gaat over het onhebbelijke en onvoorspelbare karakter van Naipaul’ (De Standaard, 12-10-2001, p. 13). Behalve als scheldnaam wordt judas soms ook aangetroffen als naam voor een soort zware boender. In judassen is vanuit de negatieve betekenis van de persoonsnaam die van ‘treiteren’ en ‘ruw bezig zijn’ ontstaan; de laatste is weinig frequent meer.

Bijbelcitaat: Luikse Diatessaron (1291-1300), p. 232, 23. Doe antwerdde hem Iudas diene verrijt, ende seide aldus: Benic dat, meester? Ende Ihesus antwerdde hem ende seide al dus: Du segs dat dut best.

Gebruiksvoorbeeld: Ik kan niet anders, Stan, echt niet, schrijft ze. Om Hillie. Hij zal het nooit accepteren. Een scheiding, Hillie die daar mee moet leven [...], Stan, ik kan dat niet. Begrijp je? Begrijp je me? Judas, schrijft Stan terug. (A. Meulenbelt, De bewondering, 1987, p. 66)

Gebruiksvoorbeeld: Huibregtsen [maakte] kroonprins Willem-Alexander uit voor ‘judas, saboteur en lafaard’ nadat deze was gekozen in het Internationaal Olympisch Comité. (NRC, 8-4-1999, p. 2)

Gebruiksvoorbeeld: Al snel daarna begreep Anne hoe de loodzware boender, die aan de lange stok bevestigd was, aan zijn onsympathieke naam kwam. De judas was zo zwaar dat ze hem nauwelijks tillen kon en hem daarom maar achter zich aan over de grond sleepte. Met de judas en de wrijfwas moest ze de parketvloer wrijven. (G. van Wageningen, Pleegzuster Anne, 1994, p. 27-28)

Gebruiksvoorbeeld: ‘Nee, ik doe ’t niet... Rotflikker!’, schoot zij uit, hem verschroeiend met haar zwarte, giftige blik, ‘waarom sta je me te judasse!’ ‘Dat noemt ze judasse, goddomme’, mompelde Pees, met meer bewondering dan waakzaamheid Krynie beglurend. (S. Vestdijk, Op afbetaling, 1968 (1952), p. 140)

Gebruiksvoorbeeld: Ik [een wielrenner] zat te hengsten en te judassen, met de ellebogen krom en de tong uit ‘t bekkie, maar wat ik ook knoertte, ik kreeg me tubetjes niet meer rond. (G. Bomans, Adviezen van een oude rot & ander sportief proza, 1988, p. 139)

Gebruiksvoorbeeld: Het judassen was nog maar net klaar, of ze moest helpen om de vuile was van de patiënten uit te zoeken. (G. van Wageningen, Pleegzuster Anne, 1994, p. 29)

Judaskus, kus of ander vriendelijk gebaar met valse bedoelingen.

De dramatische gebeurtenis van het verraad vindt ’s nachts plaats, nadat Jezus zich teruggetrokken had in de Hof van Getsemane om te bidden, en vervolgens daarover met zijn disicipelen sprak. ‘Terwijl hij nog sprak, kwam er opeens een horde mensen aan. Voorop liep de man die Judas heette, een van de twaalf; hij ging naar Jezus toe om hem te kussen. Maar Jezus zei tegen hem: “Judas, lever je de Mensenzoon uit met een kus?”’ (Lucas 22:47-48, NBV). Het woord Judaskus is niet zo in een bijbelvertaling te vinden, maar al in het Middelnederlands op basis van dit verhaal gevormd voor de kus van een verrader, een ongemeende kus. Later werd het woord ook toegepast op andere valse sympathiebetuigingen, en zo is het bij ons bekend.

Bijbelcitaat: Rijmbijbel (1271), v. 26076-81. Een tekin so gaf hem [aan de soldaten] iudas. / Dat si souden merken das. / Dien hi custe dat hi [Jezus] dat ware. / Hi groeten ende hieten meester dare. / Ende dar inne custi an sinen mond. / Hieten god vrient dar ter stond. (Judas gebruikte voor hen [de soldaten] een teken; zij zouden weten dat [Jezus] degene was die hij zou kussen. Hij groette hem en noemde hem meester, en terwijl hij dat zei, kuste hij hem op zijn mond, en noemde hem de Heer, zijn vriend.)

Gebruiksvoorbeeld: [Handenschudden door bepaalde politieke partijen:] Voor de Stadswacht een teken van verraad aan de lokale democratie en derhalve in de pers een Judas-kus genoemd. Deze voorstelling van zaken in de Stadswachter noemde Hagedoorn gisteravond onvolledig en suggestief. (Meppeler Courant, apr. 1994)

Gebruiksvoorbeeld: ‘Ze kuste jou.’ De Cock glimlachte. ‘Jaloers?’ Vledder schudde zijn hoofd. ‘Het was een judaskus,’ foeterde hij. ‘Voor ruim twee miljoen kus ik de snuit van een varken.’ (A. Baantjer, De Cock en de dood in antiek, 1999, p. 106)

Judaspenning, tweejarige plant, Lunuaria annua L., waarvan de zaaddozen een rond, zilverwit glanzend middenschot hebben, dat aan de steel blijft staan nadat zijschotten en zaden afgevallen zijn en dat aan een zilveren munt doet denken.

Judasloon, door verraad verdiend geld.

Judas verdient met het verraden van Jezus dertig zilveren penningen (in de NBG-vertaling: zilverlingen, zie aldaar). Toen hij berouw kreeg bracht hij ze in de tempel terug, maar het was de priesters niet geoorloofd dit ‘bloedgeld’ aan de armenzorg te besteden. Dat de fraaie plant met de wat hatelijke naam Judaspenning is getooid, heeft misschien mede te maken met de notie van ‘waardeloos, onbruikbaar geld’ waarvan het bijbelverhaal spreekt, immers ook de ‘munten’ aan de plant hebben geen waarde als betaalmiddel.

Bijbelcitaat: Rijmbijbel (1271), v. 26198-200, 26214-17. Als iudas sach dat aldus ghinc. / Beroudem sere dese dinc. / Ende brochte die .xxx. peneghe weder. [...] Die papen seiden van den ghelde. / Het ware onrecht dat ment helde. / Jn den monster met andren goede. / Want het ware van mans bloede. (Toen Judas zag dat het zo verliep, kreeg hij er diep berouw over, en bracht de dertig penningen terug. [...] De priesters zeiden van het geld, dat het onrechtmatig zou zijn om het in de kerk te houden bij de andere goederen, omdat het verdiend was met het bloed van een mens.)

Gebruiksvoorbeeld: Haar borst is een zilverige verdorde Judaspenning, waarin haar hart rammelt als verdroogd zaad. (Moderne Nederlandse verhalen, 1959, p. 83)

Gebruiksvoorbeeld: Maar nu ik uit de tuin verstoten ben / en niet de liefde van je zon meer ken / kan ik slechts hopen dat je mij ziet staan / met judaspenning in het licht der maan. (N. Scheepmaker, De Gedichten, 1991 (Droogboeket, 1987-1990), p. 19)

Gebruiksvoorbeeld: Werden deze hulpdienders aanvankelijk betaald uit de ‘pot’ waaruit de normale politiesalarissen kwamen, per 1 maart 1944 kregen ze hun Judasloon uit de geldmiddelen van de Landwacht. (Meppeler Courant, maart 1995)

Kaïn

Kaïn, oudste zoon van Adam en Eva, die zijn broer Abel vermoordde en in dat verband wel wordt genoemd in vergelijkingen.

Kaïnsteken, teken van Kaïn, al of niet zichtbaar kenmerk dat door de omgeving als teken van slechtheid wordt opgevat.

Al aan het begin van de bijbel wordt de geschiedenis verteld van de broedermoord van Kaïn op Abel. De reden was de afgunst van Kaïn omdat God Abel boven hem verkoos. Beiden brachten offers aan God, de landbouwer Kaïn iets van de opbrengst van zijn land en de schaapherder Abel een van de lammeren. ‘De HEER merkte Abel en zijn offer op, maar voor Kaïn en zijn offer had hij geen oog’ (Genesis 4:4-5, NBV). Uit woede slaat Kaïn zijn broer dood. God verdrijft Kaïn van zijn land en deze vreest dat hij niet veilig zal zijn voor wie hij tegen komt. Om hem te beschermen geeft God hem een teken. Wat men later Kaïnsteken ging noemen, was doorgaans een uiterlijk kenmerk dat men als teken van een slecht karakter opvatte (zie ook Getekend).

Bijbelcitaat: Rijmbijbel (1271), v. 879-84, 897-99. Caym [...] / Sprac [...] wie so mi vint sal mi verslaen / Neen sprac god soe saelt niet gaen [...] God teekendene daer ter stede / jnt hoeft metter jechtechede / dat men daer bi liete te liue. (Kaïn [...] sprak: wie me ook vindt, zal me doden. Nee, zei God, zo zal het niet gaan. [...] God gaf hem daar ter plekke een teken op het hoofd dat op jicht wees, opdat men hem daardoor in leven zou laten.)

Gebruiksvoorbeeld: Zoals een omstander het gisteren verwoordde: we zijn niet alleen onze leider verloren, maar we verloren ook onze identiteit. De moord op een sabra is als de zonde van Kaïn, de eerste broedermoord van de Torah, en ze werd nog wel begaan in de naam van God -- een dubbele godslastering. (De Standaard, nov. 1995)

Gebruiksvoorbeeld: Zo lukte het aan de dichter Gerrit Achterberg, gestalte te geven aan het Kaïnsteken dat zijn leven kenmerkte. (Leeuwarder Courant, 12-10-1974)

Gebruiksvoorbeeld: Men dronk het bier op zoek naar een gelukkig volk dat niet meer bestond maar waarvan de schaarse overblijvers -- Rari Nantes, de zeldzame zwemmers in het afgrondelijk diep -- elkaar in de occulte kroeg vonden, over de eeuwen heen herkenbaar aan een onzichtbaar brandmerk, het zwarte teken van Kaïn, de stichter van de steden. die nu in ballingschap voortleefde als het maanzieke mannetje op de maan. (P. Verhuyck, De doodbieren, 1991, p. 285-286)