Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gepubliceerd op 11-05-2017

Eden

betekenis & definitie

Hof of tuin van Eden, het paradijs, woonplaats van het eerste mensenpaar; (fig.) weelderige tuin, lustoord; (fig.) volmaakte, idyllische plaats; volmaakte, zorgeloze periode. Zie ook Paradijs, Zondeval.

In Genesis 2:8 wordt verhaald hoe God een tuin aanlegde in Eden, een plaats in Mesopotamië, waar volgens het bijbelverhaal een rivier stroomde die zich splitste in Eufraat, Tigris, Gichon en Pison. De Hebreeuwse benaming voor Hof van Eden werd in het Grieks, resp. Latijn vertaald door paradeisos, resp. paradisus (zie Paradijs). Vers 15 vervolgt: ‘God, de HEER, bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken’ (NBV). Het idyllische beeld van deze tuin berust niet zozeer op Genesis, maar op latere voorstellingen. De bijbel zelf geeft hierin al een voorbeeld in Ezechiël 36:35, waarin de profeet voorzegt welke voorspoed het volk te wachten staat als het zich tot God bekeert: ‘Ze zullen zeggen: “Dit land hier, dat een woestenij was, is nu als de tuin van Eden, en de steden die in puin lagen, die verlaten waren en verwoest, zijn weer versterkt en bewoond”’ (NBV).

Na de zondeval werden Adam en Eva uit deze volmaakte tuin verdreven. Dit vormt de basis van de beeldspraak van de Hof of Tuin van Eden als de kindertijd, waar idylle en onschuld heersen maar waar onherroepelijk een einde aan komt, waardoor zij tot een verloren paradijs wordt.

Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Genesis 3:23. So versondt hem [Adam] de HEERE Godt uyt den hof van Eden, om den aerdbodem te bouwen, daer hy uyt genomen was.

Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Ezechiël 36:35. Dit lant dat verwoest was, is geworden als een hof van Eden.

Gebruiksvoorbeeld: Het waren papieren dromen die met een beetje goede wil konden verwezenlijkt worden en de akelige dodenakker konden omtoveren tot een vreedzame Tuin van Eden, waar het aangenaam was om de afgestorvenen te bezoeken. (De Standaard, nov. 1995)

Gebruiksvoorbeeld: We veinzen met een magazijn coulissen / Een Hof van Eden. (G. Komrij, Alle gedichten tot gisteren, 1994 (Gedicht 5, 1987), p. 389)

Gebruiksvoorbeeld: Het was eigenlijk meer de toon waarop hij sprak over het spelen in die tuin, over de geur, de zon en het water die je het gevoel gaf dat hij bedoelde te zeggen dat hij sedert het verlaten van Oudshoorn voorgoed uit de hof van Eden verdwenen was. (C. Eggink, Leven met J.C. Bloem, 1978, p. 26)

Gebruiksvoorbeeld: De kinderjaren zijn voor hem niets minder dan een paradijs, een Tuin van Eden, een bron van alle leven en daarmee vooral een troost. (NRC, 5-3-1999, p. 31)