Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gepubliceerd op 11-05-2017

Bezem

betekenis & definitie

Met bezemen keren, overhoop halen en vervolgens opruimen; grondig schoonmaken (van een huis of vertrek).

In deze uitdrukking is keren niet het ons bekende werkwoord met de betekenis ‘omdraaien’, maar een ander, nu verouderd werkwoord dat ‘vegen’ betekent. In de Liesveldtbijbel (1526) en de Deux-Aesbijbel (1562) staat nog keren zonder meer, wat destijds kennelijk geen misverstanden wekte; in de Statenvertaling vinden we met bezemen toegevoegd. Waarschijnlijk berust onze opvatting van de uitdrukking ‘alles overhoop halen’ op een volksetymologische interpretatie, gebaseerd op de tegenwoordig bekende keren ‘omdraaien’. We vinden de verbinding in de evangeliën, waar zowel de bezems ter hand worden genomen om schoon te maken, als om een verloren geraakt muntje te voorschijn te krijgen. In moderne vertalingen, dus ook de NBV, wordt met (schoon)vegen vertaald.

Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Lucas 15:8. Ofte wat vrouwe hebbende tien penningen, indien sy eenen penninck verliest, en ontsteeckt niet een keerse, ende keert het huys met besemen, ende soeckt neerstelick tot dat sy dien vindt?

Gebruiksvoorbeeld: [In een grappig bedoelde brief:] Hoe danook, wij zijn samen naar Ued.’s huis getrokken en hebben daar de zaak met bezemen gekeerd. Je kunt om zo te zeggen slapen in de boekenkast en eten uit de A.B. (huiselijke term voor W.C.). (C. Eggink, Leven met J.C. Bloem, 1978, p. 150)

Gebruiksvoorbeeld: Vervolgens hebben de mensen die hangar 8 met bezemen hebben gekeerd daarmee ‘onverstandig’ gehandeld, omdat zij daardoor uraniumstof opbezemden en het zo waarschijnlijk ook in hun longen kregen. (Reformatorisch Dagblad, 4-3-1999)