Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gepubliceerd op 11-05-2017

Aanstoot

betekenis & definitie

Aanstoot, iets waaraan men zich stoot; (fig.) persoon of zaak die ergernis of morele verontwaardiging wekt. Steeds in de volgende uitdrukkingen.

Aanstoot geven, morele ergernis opwekken.

Aanstootgevend, ergerniswekkend, kwetsend.

Aanstoot nemen aan, zich ergeren aan; als kwetsend beschouwen.

Steen des aanstoots, iets waaraan men zich ergert, oorzaak van ergernis.

In de bijbel is aanstoot nog een voorwerp waar mensen zich aan kunnen stoten, en wordt bijvoorbeeld in de wetten aanbevolen geen aanstoot voor een blinde te plaatsen: ‘Du salt voor den blinden gheen aenstoot setten’ (Deux-Aesbijbel (1562), Leviticus 19:14). In figuurlijke zin kunnen ook personen een aanstoot, een bron van ergernis, worden genoemd, bijvoorbeeld als Jezus tegen Petrus zegt dat deze hem een aanstoot is (Matteüs 16:23, in de Statenvertaling (1637) en in de NBG-vertaling). Nu wordt het woord alleen nog in bovengenoemde verbindingen gebruikt, waarvan die met nemen pas jong is. De NBV beperkt zich tot de verbindingen met geven en nemen.

Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Filippenzen 1:10. Op dat ghy oprecht zijt, ende sonder aenstoot te geven

Gebruiksvoorbeeld: [Iemand kan onder curatele worden gesteld onder andere als hij zich schuldig maakt aan drankmisbruik waardoor hij o.m.] in het openbaar herhaaldelijk aanstoot geeft [enz.]. (Art. 378, Juridisch corpus, 1958)

Gebruiksvoorbeeld: [Over een musicaluitvoering:] Vrijmoedig, vulgair, aanstootgevend, fantasierijk, gedurfd. Het zijn enkele van de vele kwalificaties die we in de pauze en na afloop hoorden. (Meppeler Courant, sept. 1995)

Bijbelcitaat: NBG-vertaling (1951), Matteüs 26:33. Petrus antwoordde en zeide tot Hem: Al zouden allen aanstoot aan U nemen, ik nooit!

Gebruiksvoorbeeld: Ze namen aanstoot aan het feit dat de prinses een politiek zo geladen onderwerp aanroerde. (De Standaard, dec. 1995)

Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Jesaja 8:14. Dan sal hy [u lieden] tot een heylichdom zijn: maer tot een steen des aenstoots. (De Liesveldtbijbel (1526) heeft hier aenstotens.)

Gebruiksvoorbeeld: Borst baseerde haar boosheid op een circulaire [...]. De steen des aanstoots is een passage in de circulaire die de indruk kan wekken dat apothekers zouden kunnen blijven rekenen op een deel van de kortingen. (NRC, 29-9-1999, p. 3)

Gebruiksvoorbeeld: Tegen de Noordamerikanen / tegen de Middenamerikanen / het kan me niet meer schelen / wil ik mijn stem / tot een steen des aanstoots / verheffen. (N. Scheepmaker, De Gedichten, 1991 (Tegen de Oostduitsers, 1950-1957), p. 404)