Wat is de betekenis van zwoegen?

2025-11-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zwoegen

(zwoegde, heeft gezwoegd), 1. hijgen, sterk ademen : hij zwoegt er van ; ook drijft hij 't spitten, dat hij zwoegt (Staring); haar zwoegende boezem ; 2. zwaar werk verrichten : zwoegen voor het dagelijks brood : zwoegen van de vroege morgen tot de late avond.

2025-11-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zwoegen

zwoegen - Werkwoord 1. (inerg) zwaar en moeilijk werk verrichten, ploeteren De werkers zwoegen in de mijnen. Het wordt weer zwoegen voor de Cito-toets. 2. hijgen Soms is het lekker om even te zwoegen en zweten...

2025-11-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zwoegen

zwoegen - regelmatig werkwoord uitspraak: zwoe-gen 1. keihard werken ♢ hij heeft wel gezwoegd voor dat examen Regelmatig werkwoord: zwoe-gen ik zwoeg jij/u zwoegt ...

2025-11-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zwoegen

v., bodzje, tobje, slaevje, pochelje, puchelje, bealgje, wrotte, wrame, wraemje, wjirmje, ezelje, poddebûkje, wrotte en wrame, wrotte en wrantelje.

2025-11-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zwoegen

zwoegde, h. gezwoegd (eig. zuchten, steunend ademen, hijgen; fig. zware arbeid verrichten, zich afmatten, afjakkeren).

2025-11-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zwoegen

(zwoegde, heeft gezwoegd 1. sterk ademen, hijgen : hij zwoegt ervan. 2. zware arbeid verrichten : -de arbeiders. Syn. zie arbeiden.

2025-11-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zwoegen

(zwoegde, heeft gezwoegd), 1. hijgen, sterk ademen: hij zwoegt ervan; 2 zwaar werk verrichten.

2025-11-19
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Zwoegen

van den Germ. wt. swog = klinken, ruischen; het woord ziet dus op het steunen, zuchten, hijgen bij den arbeid, dus: zwaar werken.

2025-11-19
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

zwoegen

zwoegen ww. 'hijgen; zwaar werk verrichten' Mnl. alleen de afleiding ghes(w)oech 'geraas; luide ademhaling, gehijg' in Hoe men daer stac hoemen daer slouch Hoe groot die jacht was ent gesouch 'hoe men daar stak, hoe men daar sloeg, hoe groot de achtervolging was en hoe luid het geraas' [1350; MNW-R], van laste maecti groet...

2025-11-19
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Zwoegen

zie Pogen.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-11-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZWOEGEN

ZWOEGEN, (zwoegde, heeft gezwoegd), hijgen, sterk ademen: hij zwoegt ervan; — zwaar en moeilijk werk verrichten: zwoegen voor het dagelijksch brood; zwoegen van den vroegen morgen tot den laten avond, ZWOEGING, v. het zwoegen.