zwoegen
zwoegen - Werkwoord 1. (inerg) zwaar en moeilijk werk verrichten, ploeteren ♢ De werkers zwoegen in de mijnen. ♢ Het wordt weer zwoegen voor de Cito-toets. 2. hijgen ♢ Soms is het lekker om even te zwoegen en zweten...
Wiktionary (2019)
zwoegen - Werkwoord 1. (inerg) zwaar en moeilijk werk verrichten, ploeteren ♢ De werkers zwoegen in de mijnen. ♢ Het wordt weer zwoegen voor de Cito-toets. 2. hijgen ♢ Soms is het lekker om even te zwoegen en zweten...
Muiswerk Educatief (2017)
zwoegen - regelmatig werkwoord uitspraak: zwoe-gen 1. keihard werken ♢ hij heeft wel gezwoegd voor dat examen Regelmatig werkwoord: zwoe-gen ik zwoeg jij/u zwoegt ...
Fa. A.J. Osinga (1952)
v., bodzje, tobje, slaevje, pochelje, puchelje, bealgje, wrotte, wrame, wraemje, wjirmje, ezelje, poddebûkje, wrotte en wrame, wrotte en wrantelje.
Van Dale Uitgevers (1950)
(zwoegde, heeft gezwoegd), 1. hijgen, sterk ademen : hij zwoegt er van ; ook drijft hij 't spitten, dat hij zwoegt (Staring); haar zwoegende boezem ; 2. zwaar werk verrichten : zwoegen voor het dagelijks brood : zwoegen van de vroege morgen tot de late avond.
M. J. Koenen's (1937)
zwoegde, h. gezwoegd (eig. zuchten, steunend ademen, hijgen; fig. zware arbeid verrichten, zich afmatten, afjakkeren).
Jozef Verschueren (1930)
(zwoegde, heeft gezwoegd 1. sterk ademen, hijgen : hij zwoegt ervan. 2. zware arbeid verrichten : -de arbeiders. Syn. zie arbeiden.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(zwoegde, heeft gezwoegd), 1. hijgen, sterk ademen: hij zwoegt ervan; 2 zwaar werk verrichten.
J.Pluim (1911)
van den Germ. wt. swog = klinken, ruischen; het woord ziet dus op het steunen, zuchten, hijgen bij den arbeid, dus: zwaar werken.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: