Wat is de betekenis van zwendel?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zwendel

zwendel - Zelfstandignaamwoord 1. bedrog, fraude, oplichting, flessentrekkerij, geknoei zwendel - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwendelen ♢ Ik zwendel 2. gebiedende wijs van zwendelen zwendel! 3. (bij inversie) twe...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zwendel

zwendel - zelfstandig naamwoord uitspraak: zwen-del 1. bedrog door verkeerde administratie ♢ hij is veroordeeld voor zwendel Zelfstandig naamwoord: zwen-del de zwendel Synoniemen fraude

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zwendel

m., 1. het zwendelen, zwendelarij ; 2. (Barg.) zwendel worden, betrapt, ofwel overtuigd worden.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zwendel

m. (zwendelarij).

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zwendel

('zwendәl) m. bedrog in handelszaken, oplichting.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zwendel

m., oplichterij.

2024-04-20
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Zwendel

van zwendelen, frequ. van zwenden en dit een caus. van swinen of zwinden — verdwijnen („Dats die dinc die mi doet swinen = kwijnen, verteren), van den Germ. wt. swi — verminderen, afnemen, zwak worden, zie Zwijmen. Het woord w. d. z.: herhaaldelijk doen verdwijnen, doorbrengen, verkwisten en hieruit: bedriegelijke koophandel, waar...

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZWENDEL

ZWENDEL, m. zwendelarij. .