Wat is de betekenis van zwagerin?

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

zwagerin

schoonzus. aangetrouwde zus van iemand, hetzij als echtgenote van een broer van die persoon, hetzij als zus van zijn echtgenote of haar echtgenoot; in het geval van een gelijkslachtig huwelijk ook hetzij als echtgenote van een zus van die persoon, hetzij als zus van zijn echtgenoot of haar echtgenote; schoonzus. Voorbeelden: Een scho...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zwagerin

zwagerin - Zelfstandignaamwoord 1. (familie) de echtgenote van iemands broer of zus, of de zus van iemands echtgenoot of echtgenote Woordherkomst Afgeleid van zwager met het achtervoegsel -in (dat vrouwelijke varianten vormt). Synoniemen (Surinaams-Nederlands) zwageres (Europees-Nederlands) schoonzus, sch...

2024-04-25
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

zwagerin

(de, -nen), schoonzuster. - Etym.: Het is een vrouwelijke vorm van AN zwager; in AN veroud. - Syn. zwageres.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zwagerin

v. (-nen), 1. schoon-, behuwdzuster; 2. (gew.) schoondochter.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zwagerin

v. zwagerinnen (schoonzuster).

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zwagerin

('m) v. (-nen; -netje) behuwd-, schoonzuster d. i. broedersvrouw, mans- of vrouwszuster.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZWAGERIN

ZWAGERIN, v. (-nen), schoon-, behuwdzuster; (gew.) schoondochter.