zwaargebouwd
(19e eeuw) (euf.) stevig van lichaamsbouw; dik, zwaarlijvig. Syn.: corpulent*; forsgebouwd*; gezet*; presentie* hebben; volumineus*. • Een groote, breede, zwaargebouwde man stond ann zijne zijde: de schippersmuts deed hem als een varensgezel, zijne overige kleeding als een' dienstbare kennen. (De Gids. Jaargang 7. 1843) • En, hoe moest h...