zuur zijn
(19e) (oorspr. sold., thans inf.) betrapt; erbij zijn; gestraft worden; de klos of de sigaar zijn. Soms ook: een geslachtsziekte hebben (zie citaat Alfred Birney). Zie ook: zuur en van de muziek. • Korporaal Van der Meulen, je bent zuur, ik maak rapport van je. (M.A.C. Nierstrasz: Militaire en andere schetsen. 1897) • Zuur, (mil.), gestr...