zoutzak
...
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
zak voor zout. zak om zout in te doen; zak gevuld met zout. Voorbeelden: De Duitse filmmaakster Ulrike Koch portretteerde de zoutwinning in Tibet. We zagen mannen met doorgroefde gezichten met yaks naar zoutmeren trekken, om drie maanden later met zoutzakken terug te keren. http://www.cine-utopia.nl/films.php?id=426, 2004 De...
Marc De Coster (2020-2024)
(1903) (Vlaanderen, Groningen, scheldw.) lammeling; sufferd. • Zoutzak, znw., m. — Fig. Lamme, logge, verdrietige mensch, Kil. homo tetricus et tristis. 'Ne zoutzak van 'ne'vent. Hij zit daar lijk 'ne zoutzak. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1903) • Zoltzak = 1. zoutzak. 2°....
Marc de Coster (2007)
futloos persoon; iemand met weinig wilskracht en een weinig elegante houding; sukkel. Eigenlijk ‘iemand die als een zak zout in elkaar zakt’. Dit scheldwoord dateert uit de zestiende eeuw en is terug te vinden in de meeste spreekwoordenboeken (Tuinman, Stoett enz.). Bij Harrebomée lezen we: ‘Het is een regte zoutzak van een...
Getty Research Institute (1990)
zoutzak - Zakken met een specifieke vorm, gebruikt voor het opslaan van zout, graan of iets dergelijks; wordt vooral gebruikt voor geweven zakken die door nomaden worden gebruikt.
Van Dale Uitgevers (1950)
(-ken), 1. m., zak voor of met zout; 2. m. en v., iem. die als een zak zout in elkander zakt, die niet rechtop zit, of die niet flink is, geen energie betoont.
M. J. Koenen's (1937)
1 m. zoutzakken (zak voor of met zout); 2 m. of v. zoutzakken (persoon zonder energie): zegsw. hij is net een zoutzak, domme, logge vent.
Jozef Verschueren (1930)
('zout) (-ken) I. m. Eig. zak met of voor zout. II . m. en v. Metf. [hij die als een zoutzak in elkaar zakt] 1. persoon zonder energie. 2. aardsdomkop.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: