Wat is de betekenis van zoutig?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zoutig

zoutig - Bijvoeglijk naamwoord 1. naar zout smakend Bij het zoeken naar drinkwater vond men in Twente zoutig in plaats van zoet water. Woordherkomst afleiding van zout met het achtervoegsel -ig Synoniemen zilt, brak

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zoutig

bn. (-er, -st), zoutachtig; een zoutige smaak.

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zoutig

bn. (zoutachtig, min of meer zout): die soep is nog al zoutig.

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zoutig

('zoutәch) bn. en bw. (-er, -st) zoutachtig,

2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZOUTIG

ZOUTIG, bn. (-er, -st), zoutachtig: een zoutige smaak. ZOUTIGHEID, v.