Wat is de betekenis van zootje?

2024-04-18
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

zootje

1) (19e eeuw) (inf.) grote hoeveelheid: 'Een zooj (zootje) appels'. • Ik wenschte, mijn waarde heer, dat ik u, voor de vele diensten en den kostelijken raad mij zoo dikwerf door UEd. geschonken, een zootje of wat van den kostelijken brasem en de vette paling kon vereeren... (Het vaandel: tijdschrift voor onderofficieren. 1864) • Een zoot...

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zootje

zootje - Zelfstandignaamwoord 1. (informeel) niet nader bepaalde hoeveelheid 2. (informeel) (kookkunst) kooksel 3. (informeel) bende, warboel, puinhoop zootje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zooi zootje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van h...

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zootje

zootje - zelfstandig naamwoord uitspraak: zoot-je 1. rommelige, vieze boel ♢ het is daar altijd een zootje in huis 2. slecht volk, slechte mensen ♢ dat zootje van zuid hoeft hier niet in de wijk...

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zootje

o. (-s), eig. verkleinw. van Zo (I), maar meestal niet meer als zodanig gevoeld. 1. hoeveelheid gevangen vis (voor een maaltijd): dat is een aardig zootje; — (haringv.) drie kantjes haring die de bemanning ten geschenke krijgt; 2. (plat) onbepaalde, maar vrij grote hoeveelheid: een zootje appels, ongeveer een kwartmud; ...

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zootje

I. o. zootjes (verkl. kleine graszode). II. o. zootjes (kleine zooi): een zootje vis; fig. ’t is me een zootje, min volkje; zie z o o i.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zootje

('zo:tjə) o. (-s) vklw. van →: zo (I).

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zootje

o. (-s), 1. hoeveelheid gevangen vis (voor een maaltijd): dat is een aardig —; 2. (plat) onbepaalde, maar vrij grote hoeveelheid: ik kocht een — kersen; 3. (gemeenz.) het is daar een —, een rommeltje.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)