Wat is de betekenis van zoomen?

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

zoomen

Het begrip zoomen heeft 2 verschillende betekenissen: 1) een zoomlens gebruiken. bij filmen of fotograferen met een zoomlens het geprojecteerde beeld dichterbij halen (inzoomen) of verderaf brengen (uitzoomen); een zoomlens gebruiken. 2) vergroten of verkleinen. de inhoud van een webpagina, een document e.d. op een beeldscherm vergro...

2024-04-25
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

zoomen

(werkwoord) [alg.] zoemen - Door te zoemen kreeg ik de haan op de torenspits toch groot en scherp op de foto.

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zoomen

zoomen - Werkwoord 1. (ov) de mate van vergroting van een beeld veranderen Iedere foto kan gezoomd worden maar de grenzen zijn enerzijds de beeldgrootte en anderzijds de pixelgrootte. Woordherkomst Leenwoord uit het Engels: zoom. Zie ook zomen

2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Zoomen

het beeld dichterbij halen (fotog.)

2024-04-25
Reclame woordenboek

Frans van Lier (1987)

Zoomen

Bij televisie- en filmopnamen: het simuleren van een beweging van de camera: -inzoomen: simulatie van beweging naar object toe -uitzoomen: simulatie van beweging van object vandaan. De camera blijft in beide gevallen op dezelfde plaats staan.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZOOMEN

ZOOMEN, (zoomde, heeft gezoomd), een zoom vouwen en naaien: de handdoeken zoomen.

2024-04-25
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)