Wat is de betekenis van ZONNEKLAAR?

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zonneklaar

adj., sinneklear, sa klear as in klûntsje.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zonneklaar

bn. bw., zo helder, zo duidelijk als de dag, onbetwistbaar, ontegenzeglijk: het is, het blijkt zonneklaar; zonneklare waarheid.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zonneklaar

bn., bw. (glas-, kristalhelder, zeer begrijpelijk): het bewijs is zonneklaar; iets kan zonneklaar blijken; iets zonneklaar bewijzen.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zonneklaar

bn.(...klare) en bw. zo klaar, zo helder, duidelijk als het zonnelicht : het bewijs is -; iets maken.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zonneklaar

bn. en bw., zo helder, zo duidelijk als de dag, onbetwistbaar, ontegenzeggelijk: het is, het blijkt —.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZONNEKLAAR

ZONNEKLAAR, bn. bw. zoo helder, zoo duidelijk als de dag, onbetwistbaar, ontegenzeglijk: iets zonneklaar bewijzen; zonneklare waarheid.