Wat is de betekenis van Zoen?

2024-04-23
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

zoen

Het begrip zoen heeft 2 verschillende betekenissen: 1) aanraking met de lippen. aanraking met de lippen, in het bijzonder van iemands mond of wang, bij wijze van groet of felicitatie, als teken van liefde of ter verzoening; kus. 2) verzoening. herstel van een verstoorde relatie; verzoening; het sluiten van vrede. Dit is de oorspro...

2024-04-23
Ensie Encyclopedie

Redactie Ensie (2022)

Zoen

Een zoen is het aanraken van de lippen met iets anders. Meestal is dat een persoon. Een zoen wordt ook wel een kus genoemd.Een zoen kent verschillende uitingsvormen. Vaak wordt een zoen of een kus als vorm van begroeting gebruikt, waarmee de lippen de wang van iemand anders een tot drie keer aanraken. Maar ook is een zoen vaak een uiting van liefde...

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zoen

zoen - Zelfstandignaamwoord 1. het met de lippen aanraken van een persoon of een voorwerp 2. (geschiedenis) verzoening, vrede (zie bijv. zoenoffer) zoen - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoenen ♢ Ik zoen 2. gebiedende wijs van zoenen ...

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zoen

zoen - zelfstandig naamwoord 1. aanraking met de lippen als groet of teken van liefde ♢ oma gaf mij een dikke zoen Zelfstandig naamwoord: zoen de zoen de zoenen het zoentje...

2024-04-23
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

zoen

zoen - kus; vroeger ook eufemistische aanduiding voor de geslachtsdaad. Mijn Wijf is jong, en ik ben oud, ... Mijn Wijf eyst vaak een frisse zoen Regt op gebiegt, ik kan ‘t niet doen, Pans Fluitje 182 [1675]. Wanneer hij nu bij mij, zooals hij dat noemde, een zoentje kwam halen, ‘t zij in de mangel- of provisiekamer, HANSIE, Nachtboek v...

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zoen

s., tút, smok, pea; -tje, tútsje (it), patsje (it), lytske (it), lytskert.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zoen

m. (-en), 1. verzoening; vrede: — het vrede maken of sluiten ; — (zeew.) het biedt geen zoen, het weer wil niet bedaren; 2. betering, boete : tot zoen harer misdaad; 3. zoengeld: 4. in het grootste deel van N.-Nederl. het gewone woord voor kus: iem. een zoen geven; 5. (Barg.) verraderlijke messtoot. ZOENTJE, o....

2024-04-23
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

ZOEN

(Mnl.: soene) was in de Middeleeuwen de normale aanduiding voor „verzoening”, voor het herstel van de vrede ter beëindiging van vijandelijkheden, in de regel ter beëindiging van een vete. Het tot stand komen van zulk een zoen geschiedde óf tengevolge van rechtstreekse onderhandelingen tussen de betrokken partijen...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Humoristisch woordenboek

H. Moritsen (1939)

Zoen

Lippen kwartet.