Wat is de betekenis van zo-en-zo?

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

zo-en-zo

(1951) (inf.) iets of iemand waarvan men de naam niet kan noemen; dinges. • Een als ‘professor’ Zo-en-zo aangekondigde heer legde het ons eerst allemaal uit: vuur-aanbidding, geloof aan boze geesten, etcetera. (Johan Fabricius: Mijn huis staat achter de kim. 1951)