Wat is de betekenis van zitplaats?

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zitplaats

zitplaats - Zelfstandignaamwoord 1. een plaats waar men kan zitten Dit theater telt driehonderd zitplaatsen. Woordherkomst samenstelling van zit en plaats Antoniemen staanplaats Verwante begrippen zittribune

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zitplaats

zitplaats - zelfstandig naamwoord uitspraak: zit-plaats 1. plaats om te zitten ♢ er zijn honderd zitplaatsen in deze bioscoop Zelfstandig naamwoord: zit-plaats de zitplaats de zitplaatse...

2024-04-18
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

zitplaats

(de, -en) in België ook: huiskamer, woonkamer.

2024-04-18
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

zitplaats

1. Kamer waar men gewoonlijk zit; zitkamer; bep.: woonkamer, huiskamer. Adelaïde ging kijken of de winkeldeur toe en of er volk was in den winkel, dan deed zij de deur van de zitplaats op slot, WALSCHAP 1939, 72. Heel hun benedenwoonste bestaat uit het klein magazijntje, het zitplaatsje en een koer, waar amper de pomp en de W.C. kunnen staan....

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zitplaats

s., (sit)plak (it); (op landbouwmachines), sitsel (it), panne, pankoek, swannenêst (it); iem. eenaanbieden immen in stoel sette; verhuring van -en in de kerk, sit-, plak-, stoelforhieren (it); huur voor een vastein de kerk, sit-, stoeljild (it); niet van zijn — ...

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zitplaats

v. (-en), 1. plaats om te zitten : er zijn 16 zitplaatsen ; alle zitplaatsen waren besproken ; 2.plaats waar iem. zit, zetel: zich van zijn zitplaats verheffen.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zitplaats

v. zitplaatsen (plaats, om te zitten, geen staanplaats): een theater met 3000 zitplaatsen.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zitplaats

v. (-en) plaats waar men kan zitten: een in de tram; alle -en voor de vertoning zijn besproken; een teater met 4.000 -en.