Wat is de betekenis van zitbank?

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zitbank

zitbank - zelfstandig naamwoord uitspraak: zit-bank 1. langs de tafel stond een zitbank ♢ schuiven jullie aan op de zitbank? Zelfstandig naamwoord: zit-bank de zitbank de zitbanken...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zitbank

s., sitbank; (op boerenwagen), foarkret (it); (in rijtuig of boot), sitselbank.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zitbank

v. (-en), bank om op te zitten : is hier geen zitbank voor vermoeide lui te krijgen! (Staring.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zitbank

v. zitbanken (bank om op te zitten).

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zitbank

v. (-en) bank om op te zitten: -en in de tuin zetten.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Zitbank

Zitbank, v. (-en), bank om er op te zitten. *...BEEN, o. (-deren), (ontl.) heupbeen. *...DAG, m. (-en), dag waarop eene vergadering gehouden wordt, - eene regtbank zitting houdt. § *...GAT, o. (fig.) hij is (of heeft) geen -, hij kan niet lang achtereen zitten (te werken enz.). *...KUSSEN, o. (-s). *...PLAATS, v. (-en). *...TEN, ow. ong....