Wat is de betekenis van ZINNELOOS?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zinneloos

zinneloos - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder verstand De psychiatrische patiënt liep naakt en zinneloos door het park. Woordherkomst afgeleid van zin met het invoegsel -e- met het achtervoegsel -loos Synoniemen gek, gestoord

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zinneloos

adj. & adv,, sinleas.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zinneloos

bn. bw. (...lozer, -t). 1. niet over zijn zinnen beschikkend, bewusteloos: hij lag zinneloos op de grond ; 2. krankzinnig : een zinneloze vrouw ; 3. onzinnig, dwaas: zinneloos handelen, spreken, te werk gaan.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zinneloos

bn., bw.; zinnelozer, zinneloost (zonder verstand): een zinneloze vrouw, beroofd van of zonder zinnen; zinneloos te werk gaan; fig. onzinnig, dwaas.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zinneloos

('zinnə) bn. en bw. (...lozer, -t) 1. zonder zinnen: een wezen. 2. zonder verstand: een .. .loze vrouw. Syn. → dol. 3. dwaas, krank-, onzinnig: het is zo iets te doen.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zinneloos

bn. en bw. (-lozer, -t), 1. zonder verstand: hij lag op de grond; 2. zwakzinnig: een zinneloze vrouw; 3. onzinnig, dwaas: handelen.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZINNELOOS

ZINNELOOS, bn. bw. (...zer, -t), zonder zinnen, bewusteloos : hij lag zinneloos op den grond; — krankzinnig, onzinnig, dwaas: zinneloos spreken, handelen. ZINNELOOSHEID, v. waanzin, krankzinnigheid; —, (...heden), onzinnige, dwaze daad.

2024-04-19
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Zinneloos

zie Krankzinnig, zie Dwaas.