Wat is de betekenis van Zin?

2024-03-29
Ensie Encyclopedie

Redactie Ensie (2022)

Zin

Een zin is een verzameling woorden die achter elkaar een logisch geheel vormen. Een volledige zin bevat altijd enkele standaard onderdelen zoals een persoonsvorm en een onderwerp. Het gaat in een zin om een actie die wordt verwoord door het werkwoord en uitgevoerd door het onderwerp. Naast de vaste onderdelen kan een zin uit nog meer delen bestaan....

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zin

zin - Zelfstandignaamwoord 1. (taalkunde) een serie woorden die gezamenlijk in syntactisch verband een afgerond geheel vormen De meeste zinnen bevatten een gezegde en een onderwerp, vaak aangevuld met voorwerpen en bepalingen. 2. een verlangen om iets te doen Ik...

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zin

zin - zelfstandig naamwoord 1. wat bedoeld wordt ♢ dit woord is in figuurlijke zin gebruikt 1. in die zin [in dat opzicht] 2. in zekere zin [in...

2024-03-29
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

zin

(zn) humeur EK.

2024-03-29
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

zin

zin voor humor: gevoel voor humor

2024-03-29
Nederlands Logopedisch Lexicon

L.J.M. Bogaert (2007)

Zin

(m.), reeks van (één of meer) woorden in een syntactisch verband, die als zelfstandige taaluiting kunnen worden gebruikt en op basis van hun betekenis, ordening en intonatie een geheel vormen; analytische ~, zin die waar is op grond van louter taalkundige overwegingen; anomale ~, een zin die grammaticaal correct is maar in strijd met...

2024-03-29
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

zin

In de verb. van zin zijn, van plan zijn, voornemens zijn; in de standaardt. ook, hoewel thans w.g.: van zins zijn. - Zie ook zinnens. Ik voelde hoe steeds eene verkropte kwelling de borst van dien ruwen man verteerde, en ik was van zin om hem een deel van die dwaze folteringen uit het hoofd te praten, TEIRLINCK-V.D.W. 1928, 28.

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zin

1. s., sin (it); (lust), sin (it), sinnichheit; — hebben in, sin hawwe oan, smucht hawwe op, it bigrepen hawwe op, flam hawwe op, bistek hawwe op; veelhebben in, opsnjit, fn(j)it hawwe mei, opset hawwe mei; — hebben in een meisje, in skean each op in faem smite; hij heeft er geen...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)