Wat is de betekenis van Zeveren?

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

zeveren

(1925) (Barg.) stelen. • Hij begon geld uit de kleeren te zeeveren en ánderen te beschuldigen. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1925) • (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zeveren

zeveren - Werkwoord 1. (inerg) langdurig en schijnbaar oeverloos over details praten En dat college zeverde maar door over de meest academische vragen.

2024-04-20
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

zeveren

kwijlen Waarover zou dat zwijn wroeging moeten hebben?' lalde Kareltje, hij hield zich vast aan de pand van mijn jasje en kwijlde. 'Om wat hij gedaan heeft en nog zal doen,' zei ik. 'Broer, je bent aan het zeveren.' Ik wou niet antwoorden dat als er iemand was die zeverde hij het was, en dan nog op mijn jas....

2024-04-20
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

zeveren

(zeverde, gezeverd) kwijlen, onzin verkopen. Brabanders nemen zichzelf absoluut niet serieus. Het zijn echte ‘zwanzers’, die niets liever doen dan aan de toog wat zeveren. - Libelle, 01-08-2002. Zie motregenen, miezeren.

2024-04-20
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

zeveren

1. Inz. van kinderen en bejaarden: kwijlen. Gij moet met onze X. eens naar de doktoor gaan; hij loopt heel de dag te zeveren; dat heeft iets met zijn amandelen of zo te maken, Gehoord te Mechelen maart 1977. 2. Als onpers. ww.: motregenen, miezeren; het zevert al de hele dag. 3. Van pers.: kletsen, onzin uitkramen; wauwelen; zaniken,...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zeveren

v., flybje, flybkje; -d, fliberich.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zeveren

(zeverde, heeft gezeverd), (Zuidn.) 1. kwijlen ; 2. flauwe praat verkopen : — zaniken ; 3. (diev.) zweten : hij begint te zeveren, hij wordt benauwd, bang.

2024-04-20
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

ZEVEREN

gemeente in de provincie Oost-Vlaanderen, op vlakke leembodem, 375 ha (landbouw), telt (1952) 521 inw. Het was een heerlijkheid van de kastelenij Kortrijk. Kerk van 1862.Lit.: Fr. de Potter en J. Broeckaert, Z. (Gent 1870).

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zeveren

het kind zeverende, h. gezeverd (kwijlen; Z.-N. wauwelen, zaniken).